Trends en verklarende factoren
Het Verwey-Jonker Instituut heeft in opdracht van de commissie OCW op 4 april 2024 een systematisch overzicht opgeleverd van trends in de ontwikkeling van de mentale gezondheid van jongeren en studenten, van verschillen tussen subgroepen, en van factoren die van invloed zijn op de mentale gezondheid. Ook is een factsheet gemaakt met een overzicht van trends en verklarende factoren. Meisjes en jonge vrouwen hebben een minder goede mentale gezondheid dan jongens en jonge mannen. Jongvolwassenen hebben een minder goede mentale gezondheid dan tieners. Maar ook tieners komen steeds dichterbij volwassenen in bijvoorbeeld het percentage met psychische klachten.
Uit onderzoek en maatschappelijke discussie blijkt een veelvoud aan mogelijke oorzaken: toegenomen prestatiedruk, de rol van social media en algoritmes, peer pressure, het beeld van de maakbaarheid van succes, stress over oorlog of over het klimaat, gebrek aan woonvoorzieningen, armoede en de toenemende gezondheidsverschillen tussen groepen mensen en gezinnen met verschillende sociaal economische status. Maar onder studenten is ook het middelengebruik een zorgwekkend fenomeen.
Effectieve interventies stranden op lange termijn
Effectieve interventies stranden nu echter nog te vaak op de langere termijn omdat structurele financiering van preventie slecht is georganiseerd en ze vaak op het grensvlak van stelsels zijn ontwikkeld. Een initiatief raakt bijvoorbeeld aan onderwijs, het sociaal domein en aan de jeugdzorg, maar past nét niet onder één van die stelselwetten. En dat is schadelijk, vindt Ruth Peetoom, voorzitter van de Nederlandse ggz, de netwerkvereniging voor de geestelijke gezondheidszorg. ‘Psychische aandoeningen ontstaan vaak op jonge leeftijd. Als je tijdig actie onderneemt, voorkom je in veel situaties meer psychisch leed op latere leeftijd, en voorkom je meer maatschappelijke kosten in de toekomst.’
Hoe eerder hoe minder psychisch leed
Hoe eerder mentale problematiek dus wordt vastgesteld, hoe groter de kans dat laagdrempelige interventie kan voorkomen dat er medicalisering van mentale problematiek ontstaat. Vroege opsporing (vroegsignalering) en vroegtijdige inzet van bewezen interventies kán een deel van de problematiek voorkomen.
Peetoom: ‘We hebben voldoende voorbeelden van effectieve aanpak. Laagdrempeliger steun zoals (online) zelfzorg of peersupport en signalering op scholen en binnen verenigingen dragen bijvoorbeeld bij aan het voorkomen van escalatie van problemen. Als formele zorg toch nodig blijkt, is vroegtijdig ingrijpen mogelijk waardoor zwaardere zorg kan worden voorkomen. We roepen de politiek dus op: zorg ervoor dat dit soort concrete aanpak overal beschikbaar is.’
Ramon Lindauer, voorzitter NVvP-afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie (KJP), psychiater bij Levvel en hoogleraar