Iris Servatius-Oosterling houdt zich bij Karakter Universitair Centrum in Nijmegen al vele jaren bezig met wetenschappelijk onderzoek, diagnostiek en behandeling rond autisme bij heel jonge kinderen. Ook is ze medeauteur/redacteur van het boek Autisme bij kinderen. Signalering, diagnostiek en behandeling, dat vorig jaar bij BSL verscheen.
In de afgelopen jaren is veel vooruitgang geboekt in de signalering van autisme bij deze doelgroep. Erg belangrijk, omdat het de ouder-kindrelatie flink onder druk kan zetten. Maar bij heel jonge kinderen – tussen de 12 en 36 maanden – is het lastig te bepalen wat de grens is tussen een ‘traag normale’ en een ‘afwijkende’ ontwikkeling. Toch is zo vroeg mogelijk starten met een passende behandeling erg belangrijk. ‘Sommige kinderen met autisme reageren amper op toenadering van de ouder. Je ziet dan dat de ouder – onbewust en ongewild – zelf ook steeds minder initiatief neemt, waardoor je in een neerwaartse spiraal terechtkomt. Andere kinderen kunnen enorm heftig reageren op prikkels of veranderingen in het dagelijkse leven. Ouders weten vaak niet wat ze hiermee aan moeten en krijgen dan veel last van stress. Een kind voelt dat feilloos aan.’
Maar het kan ook anders. Zo lijken meisjes met autisme zich aanvankelijk redelijk goed te redden op sociaal-communicatief vlak. Ze maken meer oogcontact dan jongens met autisme en spelen vaak met van alles en nog wat. ‘Maar als je dat spel goed observeert, dan zie je dat ze steeds hetzelfde scenario spelen. Daar komt weinig fantasie aan te pas’, legt Servatius-Oosterling uit. Deze meisjes krijgen het vaak pas op latere leeftijd moeilijk. Als hulpverlener wil je dat natuurlijk voorkomen. Het congres Autisme bij kinderen helpt je bij het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van een kind met (een vermoeden van) autisme en zijn of haar ouders. Want hoe eerder je kan bijsturen, hoe beter je in staat bent om de interactie tussen ouders en kind weer op gang te brengen op de manier die het kind nodig heeft.