Sinds de invoering van Passend Onderwijs hebben scholen nog vaker dan daarvoor te maken met leerlingen die niet (meer) tot ontwikkelen en leren komen. Leerkrachten hebben daarbij de meeste moeite met leerlingen met externaliserend probleemgedrag. In sommige gevallen gaat dergelijk gedrag gepaard met een gebrek aan zelfregulerende vaardigheden. Meer dan zestig procent van de leraren in het basisonderwijs en speciaal onderwijs beschrijft het gedrag van zijn ‘moeilijkste’ leerling als ‘dwars’, ‘druk’, ‘impulsief’ en/of ‘agressief’ (Joosten e.a., 2014). Deze leerlingen hebben een grote kans op het ontwikkelen van gedragsproblemen. Vooral leerlingen met weinig zelfregulerende vaardigheden lopen een verhoogd risico op niet leren en ontwikkelen, en kunnen – al dan niet tijdelijk – buiten het onderwijs terechtkomen (Blair & Diamond, 2008). Deze leerlingen zorgen voor handelingsverlegenheid. Leerkrachten geven aan dat beschikbare interventies, benaderingen en programma’s te weinig houvast bieden om de problemen van leerlingen op het gebied van zelfregulatie aan te pakken. Het veld heeft dan ook sterke behoefte aan handelingsalternatieven voor deze leerlingen.
Meten en monitoren
Vandaar dat initiatieven zijn genomen om zorgarrangementen te ontwikkelen voor leerlingen met zelfregulatieproblemen. Regulatie van gedrag en gevoel is daarbij een sleutelbegrip, en het uitgangspunt is dat interventies zelfregulatie positief kunnen beïnvloeden. Ervaringen uit het veld met het bijsturen van zelfregulatie zijn voorzichtig positief. Er zijn echter nauwelijks praktische instrumenten om de problematiek op het gebied van zelfregulatie bij leerlingen in de klas te meten en te monitoren. Vragenlijsten als de BRIEF (Executieve Functies Gedragsvragenlijst: Smidts & Huizinga, 2009) en de Leervoorwaardentest (LVT: Scholte & Van der Ploeg, 2011) zijn bedoeld voor bredere concepten dan zelfregulatie. Bovendien leiden de uitkomsten van deze lijsten niet direct tot handelingsadviezen; een vertaalslag is nodig om uit het scoreprofiel af te leiden welke interventies nodig zijn in de klas.
In het onderwijs ontstond daarom de vraag naar een gestructureerde observatielijst waarmee de ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden van leerlingen in de klas is te volgen. De uitkomsten van zo’n lijst zouden vervolgens moeten resulteren in concrete, praktische en handelingsgerichte adviezen die leerkrachten direct kunnen toepassen. Om aan deze vraag tegemoet te komen, is in opdracht van de zeven Pedologische Instituten in Nederland, verenigd in PI-7, de observatielijst ‘Zelfregulatie in het onderwijs’ (ZO!) ontwikkeld. De ZO! is een hulpmiddel om het ontwikkelingsniveau van leerlingen wat betreft zelfregulatie in kaart te brengen.
Grootste gemene deler
De ontwikkeling van de observatielijst begon met een begripsbepaling