Wat bracht ouders ertoe een of meer van hun kinderen uit huis te plaatsen? Dat verschilde. Geboortebeperking was niet toegestaan aan katholieke ouders. Gezinnen waren groot en soms was er de financiële noodzaak een kind uit te besteden. De reden kon ook positief zijn. Kostscholen boden vaak goed onderwijs. Dat was voor veel kinderen niet bereikbaar als zij thuis bleven wonen, soms letterlijk omdat een vervolgopleiding te ver van het dorp lag, soms figuurlijk omdat ouders die niet konden bekostigen. Een kostschool bood alsnog de mogelijkheid verder te komen. Maar de reden was vaak negatief, zoals voor de ouders moeilijk te hanteren gedrag of zorgen over een ogenschijnlijk scheeflopende ontwikkeling. Hoe het kind het vond uit huis te moeten gaan, was geen vraag. Het was de tijd waarin kinderen zwijgend moesten accepteren wat ‘voor hun bestwil’ werd besloten.
De twintig volwassenen die Truska Bast aan het woord laat over hun ervaringen op een kostschool hebben hun uithuisplaatsing in eerste instantie verschillend ervaren. Sommige kinderen voelden zich weggestuurd, maar bijvoorbeeld degenen die hoopten priester te worden, kozen er zelf voor. Anderen accepteerden het als iets vanzelfsprekends en een meisje was zelfs ronduit enthousiast, maar zij werd thuis dan ook ernstig emotioneel mishandeld. Velen van hen is het achteraf behoorlijk tegengevallen.
Het leven in een internaat was qua sfeer ver verwijderd van dat in een gezin. De religieuze orden van de internaatopvoeders kenden een hoge