Wanneer een behandelaar1 voor die problemen medicatie voorschrijft, zijn ze daar in de regel niet gauw voor. Vaak zijn jongeren bang te worden beïnvloed door de pillen, de controle te verliezen, terwijl ze juist een grote behoefte hebben aan autonomie en controle. Psychofarmaca doen immers ‘iets’ met je geest, met je persoon. Veel jongeren willen hun problemen graag op eigen kracht oplossen. Daar staat tegenover dat de behandelaar weet dat psychofarmaca kunnen helpen en soms nodig zijn, juist om de jongere het gevoel van controle terug te geven of te laten ontwikkelen. De vraag is dan hoe de behandelaar dat het beste kan aanpakken.
Schaamte
Er is maar weinig literatuur over de vraag hoe medicatie aan jongeren kan worden voorgeschreven, zeker als we dat vergelijken met de hoeveelheid artikelen en boeken over wat er moet worden voorgeschreven. De beschikbare literatuur laat zien dat verschillende factoren van belang zijn. Zo benadrukt Towbin (1995) het belang van de samenwerking met de ouders, de angst voor controleverlies bij de jongere en mogelijke schaamte tegenover leeftijdgenoten. Hij wijst er ook op dat jongeren niet altijd goed in kunnen schatten wat het effect zal zijn van medicatie op hun klachten en problemen. Verder stelt Towbin dat de behandelaar rekening moet houden met het IQ van de jongere en zijn of haar culturele achtergrond. Vanzelfsprekend moeten zowel de jongere zelf als de ouders akkoord gaan met de medicatie, maar Towbin vindt het van belang om ook na het eerste consult contact te houden met de jongere én met de ouders.
O’Brien & Perlmutter (1997) wijzen op het feit dat het voorschrijven van medicatie geenszins een emotioneel neutrale zaak is. De jongere kan dit interpreteren als goede zorg of juist als teken van weinig betrokkenheid. Immers, de behandelaar vervangt de persoonlijke aandacht door een pilletje. Daarnaast kan het feit dat een jongere medicijnen gaat gebruiken een groot effect hebben op het gezinsevenwicht. De andere gezinsleden zijn