Mara van der Hoeven onderzocht de meerwaarde van integratieve, multidisciplinaire interventies voor kinderen die blootgesteld werden aan mishandeling en verwaarlozing.
Mara van der Hoeven promoveerde op 26 oktober 2023 aan de Universiteit van Amsterdam op haar proefschrift Care for Children Who Have Experienced Child Abuse & Neglect: The Relevance of Innovative and Integrative Prevention and Treatment Programs.
Waarom dit onderzoek?
Kinderen die mishandeling en verwaarlozing hebben meegemaakt, kunnen een breed scala aan trauma- en stressorgerelateerde symptomen en bijkomende mentale en lichamelijke klachten ontwikkelen. Daarnaast hebben deze kinderen vaak te maken met ingewikkelde familieomstandigheden. Er bestaan bewezen effectieve behandelingen en er zijn duidelijke klinische richtlijnen aanwezig voor deze kinderen. Desondanks blijkt het in de klinische praktijk dikwijls een uitdaging deze kinderen passende zorg te bieden. Ik onderzocht waarom kinderen die mishandeling en verwaarlozing hebben meegemaakt en hun opvoeders regelmatig vroegtijdig een traumabehandeling beëindigen. Daarnaast onderzocht ik of innovatieve interventies (‘Tijd voor Toontje’ en ‘Integratieve Gehechtheidsbevorderende Traumabehandeling voor Kinderen’) die gebruikmaken van integratieve, multidisciplinaire benaderingen en technieken een toevoeging kunnen bieden aan het bestaande aanbod van interventies voor deze kinderen.
Wat zijn je belangrijkste conclusies?
Dit proefschrift laat zien dat het integreren van bestaande behandeltechnieken en het onderzoeken hiervan een bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van kennis over en inzicht in factoren die een rol spelen bij het vroegtijdig beëindigen van bewezen effectieve traumabehandeling. Daarnaast laat het zien dat we kinderen, die eerder tussen wal en schip vielen als het om adequate zorg gaat, toch kunnen voorzien van passende zorg als we interventies verder ontwikkelen en het effect daarvan onderzoeken. Het is van groot belang om een spectrum van adequate zorg te ontwikkelen voor kinderen die een verhoogd risico hebben om problematiek te ontwikkelen gerelateerd aan mishandeling en verwaarlozing, of die al – mogelijk ernstige – klachten ontwikkeld hebben. Dit vraagt om het integreren van (bestaande) interventies en het innoveren van technieken om beter aan te kunnen sluiten bij de behoeften van bepaalde groepen kinderen.
Wat heeft de praktijk hieraan?
In het proefschrift moedigen we het bewustzijn aan dat, indien bestaande bewezen effectieve behandelingen niet leiden tot gewenste resultaten, professionals voorzichtige pogingen kunnen doen bestaande behandelmodellen en -technieken met elkaar te integreren. We benadrukken dat dit altijd gepaard dient te gaan met het registreren van mogelijke effecten. We vestigen aandacht op het continue bewustzijn van professionals van contextuele factoren, zoals voortdurende loyaliteitsproblemen van het kind, de mate van adequate informatie die het kind over zijn of haar leven heeft, de mogelijke aanwezigheid van opvoedtrauma’s bij ouders of verzorgers, de invloed van intergenerationele factoren, de kwaliteit van de therapeutische relatie en de mate van toewijding van andere betrokkenen rond het kind aan de behandeling. Ook benadrukken we het belang van het motiveren van (biologische) ouders om hun kind expliciet toestemming te geven om over het verleden te praten. Als laatste noemen we het gebruik van een handpop in de communicatie over sensitieve, traumagerelateerde onderwerpen met jonge kinderen.