Het is de hoogste tijd dat wij, pedagogen en psychologen, met onze vuist op tafel slaan nu de belangen van jeugdigen en hun ouders zo vaak in het geding zijn. Tenslotte gaat het om de ontwikkeling van de toekomstige generatie. En de kwaliteit van ons eigen werk.
Pedagogen en kinder- en jeugdpsychologen zouden veel meer van zich moeten laten horen. Zowel in het landelijke publieke debat, maar ook lokaal, in hun eigen regio en binnen hun eigen organisatie. Beide beroepsgroepen houden zich bezig met een van de belangrijkste thema’s in de maatschappij, namelijk de ontwikkeling van kinderen en daarmee de ontwikkeling van de toekomstige generatie. Ook zijn zij bij uitstek degenen die invloed zouden moeten hebben op het verbeteren van de jeugdhulp.
Toch is hun stem nog lang niet luid genoeg en dat gaat ten koste van de kwaliteit van de jeugdhulp en ontwikkeling van kinderen.
Bij de transitie van de jeugdhulp naar gemeenten waren ervaringsdeskundigen en kinder- en jeugdpsychiaters actief in het debat over de risico’s van deze transitie voor kinderen en gezinnen. Daarnaast hebben werkgeversorganisaties en hun lobbyisten input geleverd, vooral vanuit de belangen van hun organisaties. Pedagogen en kinder- en jeugdpsychologen hadden daarin nauwelijks een stem. We hoorden ze niet over de potentiële voordelen of over risico’s van de transitie. Ze lieten het nieuwe beleid nogal geruisloos over zich heen komen. Ook over de coronamaatregelen die kinderen en jongeren relatief hard troffen, hoorden we nauwelijks een tegengeluid van beide beroepsgroepen.
Waarom trokken wij niet luid aan de bel over de risico’s wanneer je jongeren gedurende langere tijd beperkt in hun ontwikkelingsmogelijkheden en kleuters en lagereschoolkinderen niet op de normale manier kunnen deelnemen aan onderwijs? Dat de maatregelen kinderen en jongeren in hun ontwikkeling relatief hard troffen, bleek later (Bosman et al., 2022) en had door deze beroepsgroepen voorspeld kunnen worden. Meer recent is Europese wetgeving aangenomen die het ook in Nederland mogelijk maakt om vanaf 2026 vluchtelingenkinderen vanaf twaalf jaar maximaal negen maanden te detineren. En opnieuw is het oorverdovend stil. Waarom schreeuwen wij niet van de daken dat dat volledig in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind dat ook door Nederland geratificeerd is en dat het zeer schadelijk is om jongeren op deze manier in hun bewegingsvrijheid en ontwikkelingsmogelijkheden te beperken?
Met de vuist op tafel
Nu kunnen we ons voorstellen dat niet iedereen zich geroepen voelt om zijn stem te laten horen in de landelijke media. Maar ook vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen NIP en NVO lukt het nog onvoldoende om hen te vertegenwoordigen. En ook als het niet bij je past om aan te schuiven bij een gesprekstafel op tv, dan betekent dat nog niet dat je je stem niet kunt laten horen. Ook regionaal, lokaal en in de eigen organisatie zouden beide beroepsgroepen vaker met de vuist op tafel mogen slaan. Zij zijn de vakbekwame professionals die bij uitstek expertise hebben op het gebied van de ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Zij zouden de drive moeten hebben om het belang en het perspectief van ouders en kinderen steeds weer naar voren te brengen. Zij zijn ook degenen met de vakinhoudelijke kennis die nodig is voor de inrichting van effectieve jeugdhulp. Toch laten we ons in ons dagelijks werk te veel leiden door beleidsmakers en managers, die vaak geen vakinhoudelijke achtergrond hebben. Waarom laten we hen aan het stuur zitten?
Toen een van ons recent uitleg gaf over het belang van verklarende diagnostiek, kwam er als reactie van een gedragswetenschapper de opmerking: ‘Maar bij ons in de regio wordt diagnostiek onder de twaalf jaar zoveel mogelijk ontmoedigd’, door de regio hoogstwaarschijnlijk ingezet vanuit een volstrekt verkeerd begrepen notie over het begrip demedicaliseren. Deze gedragswetenschapper leek dit regionale beleid te accepteren als een fait accompli. Terwijl het de taak van gedragswetenschappers is om dan samen heel hard terug te gaan praten. Hoewel er risico’s kleven aan het onnodig op jonge leeftijd classificeren van milde en matige problematiek, zonder goed naar de invloed van de context te kijken, zijn er zeker ook risico’s voor de ontwikkeling van kinderen als er bij matige tot ernstige problemen geen zorgvuldige (verklarende) diagnostiek wordt verricht.
Trek je mond open, maak het ze zo lastig als nodig is
Ook in jeugdhulporganisaties valt het ons op dat beide beroepsgroepen te makkelijk managementkeuzes accepteren als een gegeven, terwijl het management van elke jeugdhulporganisatie in Nederland geregeld flink last zou moeten hebben van de gedragswetenschappers die ze in huis hebben. Dat zijn tenslotte de experts. Het is dan ook verbijsterend dat lokaal, regionaal en landelijk jeugdhulpbeleid in Nederland vooral tot stand komt in overleg tussen beleidsmakers en managers, terwijl de belangrijkste stem aan tafel vertolkt zou moeten worden door pedagogen en kinder- en jeugdpsychologen.
Bundel je krachten
Je kunt je afvragen waarom we zo stil zijn. Een mogelijke verklaring is dat de collegezalen bij psychologie en pedagogiek relatief veel bevolkt worden door brave studenten die vooral gericht zijn op het halen van hun studiepunten. Hoewel docenten zich wel eens beklagen over het ‘brave gehalte’ doen we in het onderwijs kennelijk ook te weinig om deze groep te activeren en kritisch na te laten denken en te reageren. Daarnaast vragen we ons af of beroepsverenigingen niet te veel focussen op de vakbekwame ontwikkeling van hun eigen beroepsgroep en te weinig op het belang van de groep voor wie we het uiteindelijk doen: kinderen, jongeren en hun ouders. Ook kan het zijn dat te veel gedragswetenschappers door het beleid in organisaties, gemeenten en landelijk in de afgelopen jaren of door te hoge werkdruk murw zijn geworden en ze in het kader van ‘choose your battles’ deze battles maar even laten voor wat ze zijn.
Wat de reden ook is, het feit dat we onze mond niet opentrekken gaat ten koste van de kwaliteit van de jeugdhulp en de ontwikkeling van kinderen en jongeren in Nederland. En daarmee ook ten koste van de kwaliteit van ons eigen werk. Dus pedagogen en kinder- en jeugdpsychologen, bundel je krachten, laat je vakkennis horen, sla met je vuist op tafel en maak het managers en beleidsmakers in je eigen organisatie, gemeente, regio of landelijk zo lastig als maar nodig is, als dat in het belang is van kinderen, jongeren en gezinnen.
Literatuur
Bosmans M, Marra E, Alblas E, Baliatsas C, de Vetten M, van Gameren R, Schulpen S, Moleman Y, et al. (2022). De gevolgen van de coronapandemie voor de gezondheid en het welzijn van de jeugd. Een systematische literatuurstudie. Utrecht/Bilthoven: Nivel & Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.