Moeten kinderen met een ernstige dwangstoornis naast cognitieve gedragstherapie (CGT) medicijnen krijgen? En is medicatie ook het antwoord op een falende behandeling met CGT? Een combinatie van CGT met medicatie is een veel toegepaste behandelstrategie, en soms ook de behandelrichtlijn. In ons land alleen bij non-repons op CGT (zie www.kenniscentrum-kjp.nl); in de VS in beide gevallen (Geller e.a., 2012).
Of bij ernstige klachten en bij non-respons op CGT een combinatiebehandeling effectiever is dan CGT alleen, was tot nu toe nog nooit onderzocht. Dit jaar verscheen in het gezaghebbende tijdschrift van de vereniging van Amerikaanse psychiaters, The Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry (JAACAP), het verslag van een onderzoek dat hierin verandering brengt: de Nordic long-term OCD Treatment Study (NordLOTS).
NordLOTS is een grote Scandinavische multicenterstudy naar de behandeleffectiviteit van een dwangstoornis bij vijf centra voor kinderpsychiatrie. Hierbij waren 269 kinderen (7 tot 17 jaar) betrokken. In de studie werd allereerst het effect van CGT als monotherapie bij alle patiënten (ook de kinderen met ernstige klachten) onderzocht. Na veertien wekelijkse sessies kregen non-responders (CY-BOCS-score >15) at random óf medicatie (sertraline, een SSRI) óf voortgezette CGT. Drie jaar later werd een follow-upmeting gedaan, waarbij de gegevens alle 269 kinderen werden betrokken. Het verslag van dit deel van NordLOTS staat in de hierboven genoemde aflevering van het JAACAP (Melin e.a., 2020).
De resultaten van de eerste fase van NordLOTS, het onderzoek naar de effectiviteit van CGT, zijn min of meer vergelijkbaar met eerder onderzoek. Bijna 70 procent van de kinderen had een klinisch-significante afname van de klachten (CY-BOCS < 16) en bijna de helft had geen klachten meer op klinisch niveau (CY-BOCS < 11) (Torp e.a., 2015). De gemiddelde CY-BOCS-score bij het begin was vrij hoog (24,6; SD = 5,1), een mate van ernst die in de Amerikaanse richtlijn een indicatie is voor een combinatiebehandeling. CGT als monotherapie bleek echter genoeg, ook voor kinderen met ernstige klachten.
De non-responders die vervolgens medicijnen kregen, moesten ook hun exposure-oefeningen voortzetten. Bij de patiënten met voortgezette CGT werd bekeken wat er niet goed was gegaan, waarna de therapie zo mogelijk aangepast werd. Na zestien weken voortgezette behandeling bleek er geen verschil in effect tussen de twee behandelcondities. Bijna de helft van alle non-responders was aanzienlijk verbeterd, met een CY-BOCS-score van < 16 (Skarphedinsson e.a., 2015). Overigens bleek dit gunstige effect van voortzetten van CGT