Wat als er ernstige problemen zijn in een gezin en het er voor een kind misschien niet veilig is? Hoe zorgen we dat deze kinderen toch zo ’thuis’ mogelijk opgroeien? Over dit thema schrijft Nic Drion.
‘Wil jij in het midden gaan staan, Maaike?,’ vraagt de systeemtherapeute. ‘Jij bent het pleegkind, dus jij staat centraal’. Aarzelend loopt Maaike naar het midden van de kring. Vandaag zijn we allemaal ‘acteur’ in een rollenspel. Daar staat ze dan, schuifelend met de voeten, haar blik naar de grond. De ogen van haar pleegouders en pleegbroertjes prikken in haar rug. Haar ouders staan tegenover haar. En dan zijn er nog de pleegzorgwerker en haar voogd, en natuurlijk opa en oma. Allemaal kijken ze naar haar. “En hoe voelt dat, zo in het midden?” vraagt de systeemtherapeute vriendelijk. “Niet fijn”, piept ze. “Waarom niet?”, wil de therapeute weten. “Ik… ik wil niet!” De stem van de systeemtherapeute wordt zacht. “Het voelt niet goed zo in het midden, hè? Dat is geen ook fijne plek. Ga maar snel staan waar jij wil.” Opgelucht beweegt het meisje zich weg uit het centrum. Terug naar haar pleegouders. Maar vlakbij aarzelt ze. Of zal ze naar mama en papa gaan? Maar die staan aan de andere kant. De systeemtherapeute ziet haar twijfel. “Het is zo nog niet helemaal goed, hè, met papa en mama aan de ene kant en je pleegouders aan de andere kant? Waar moet jij dan staan?” Het kind knikt heftig. Ze zoekt steun bij haar pleegmoeder, maar kijkt ondertussen naar haar ouders.
“Mama en papa, ik geloof dat jullie dochter jullie nodig heeft. Willen jullie alsjeblieft daar gaan staan?” De therapeute wijst naar de plek aan de andere kant van het meisje.
“Beter zo?”, vraagt de therapeute, als de ouders van Maaike naast hun dochter zijn gaan staan. Maaike knikt woordeloos, maar haar ogen spreken boekdelen. “En voor jullie?” “Beter!” zegt Maaikes moeder en vader knikt instemmend. De therapeute wendt zich tot de pleegouders. “Hoe is het voor jullie, met vader en moeder zo vlak bij jullie pleegdochter?” Alle blikken richten zich nu op de pleegouders. Maaikes ouders kijken onzeker. Pleegmoeder aarzelt. “Ik denk… dat dat wel goed is”, zegt ze dan. “Zeg mij na”, instrueert de therapeute pleegmoeder, “en kijk naar mama.” Zin voor zin zegt pleegmoeder de therapeute na: “Jij bent de moeder. Jij bent nummer een. Zonder