Hoe staat de hulp ervoor sinds de transitie?
Nu de decentralisatie van de jeugdzorg een paar jaar oud is, rijst de vraag hoe de hulp aan kinderen met bijvoorbeeld ADHD sindsdien is ingericht. Hoe staan beleidsambtenaren er eigenlijk tegenover? En hoe is het gesteld met hun kennis? Vooral op dat laatste punt is ruimte voor verbetering.In Nederland zijn sinds 2015 de 388 gemeenten (in 2017) verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Het achterliggende idee is dat jeugdhulpvoorzieningen zo efficiënter en effectiever worden en beter kunnen worden afgestemd op de lokale en regionale behoefte. Kerntaken van de gemeenten zijn problemen bij kinderen signaleren, gezinnen ondersteunen en begeleiden, jeugdhulp inkopen en diensten verlenen zoals voorlichting en advies geven. Een aantal van deze taken wordt uitgevoerd door samenwerkingsverbanden van Nederlandse gemeenten, ook wel jeugdzorgregio’s genoemd. In veel gemeenten bieden centra voor jeugd en gezin (CJG’s) of wijkteams laagdrempelige (opvoed)hulp. Om tot efficiëntere en effectievere zorg te komen, zijn voorafgaand aan de veranderingen in het jeugdzorgstelsel transitiedoelen opgesteld. Deze transitiedoelen moeten ertoe leiden dat de jeugdhulp overzichtelijker wordt en dat door vermindering van regels en bureaucratie de integrale zorg verbetert (Movisie, 2016).
Een groep waarmee gemeenten vaak te maken krijgen zijn (ouders van) kinderen met gedragsproblemen, waaronder kinderen met aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD), druk/impulsief gedrag en/of concentratieproblemen. Deze problemen kunnen een belemmering vormen voor de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Zo komen kinderen met gedragsproblemen, waaronder kinderen met ADHD, druk/impulsief gedrag of concentratieproblemen, vaker in contact met de politie (Bussing e.a., 2010), raken ze vaker verslaafd (Groenman e.a., 2017) en presteren ze minder goed op school dan hun leeftijdgenoten (Loe & Feldman, 2007). Gedragsproblemen vroegtijdig signaleren en behandelen kan bijdragen aan het voorkomen of beperken van latere problematiek (Stuurgroep multidisciplinaire richtlijnontwikkeling GGZ, 2005; Zorgstandaard ADHD, 2019). In het vervolg van dit artikel zal gesproken worden van ‘kinderen met gedragsproblemen’.
Doordat gemeenten de jeugdhulp financieren, spelen ze een belangrijke rol in de vormgeving van de begeleiding van gezinnen van kinderen met gedragsproblemen. Om deze reden is het belangrijk dat gemeenten voldoende kennis hebben van de problematiek van deze doelgroep en de daarvoor best beschikbare zorg zoals die beschreven staat in de zorgstandaard (2019) en andere ADHD-richtlijnen. Om gedragsproblemen tijdig te signaleren en te herkennen, is kennis van zorgstandaarden voor zorgverleners van grote waarde. Met de juiste kennis kunnen zij effectieve hulp bieden en inschatten of ze een kind moeten doorverwijzen voor meer intensieve behandeling. Ook om een adequate attitude ten opzichte van gedragsproblemen te vormen, is kennis van de problematiek van belang (Dryer e.a., 2006). Onder attitude wordt de houding verstaan die iemand heeft ten opzichte van een kind met gedragsproblemen. De attitude van zorgverleners kan een positief effect hebben op de kwaliteit van het zorgtraject (Dryer e.a., 2006; Zorgstandaard ADHD, 2019). Mogelijk geldt hetzelfde voor de attitude van wethouders jeugd en beleidsmedewerkers van gemeenten en jeugdzorgregio’s.
Passende diagnostiek en (door)verwijzing moeten eenvoudig beschikbaar zijn in de hele zorgketen om te komen tot kwalitatief goede en laagdrempelige jeugdhulp. Goede samenwerking en afstemming met verschillende zorgverleners en de school van het kind is hiervoor van groot belang (Zorgstandaard ADHD, 2019). Door laagdrempelige hulp en goede samenwerking kan intensievere en vaak duurdere behandeling worden voorkomen. Toch lijkt geld een (vaak belemmerende) rol te spelen bij het inrichten van de jeugdhulp.
Met deze studie hebben we onderzocht hoe gemeenten, jeugdzorgregio’s en CJG’s of wijkteams de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen hebben georganiseerd en in hoeverre de kennis van en attitudes jegens gedragsproblemen, waaronder ADHD, van wethouders jeugd en beleidsmedewerkers van gemeenten en jeugdzorgregio’s een rol speelt bij de organisatie en inkoop van de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen. Ook hebben we bij medewerkers van CJG’s en wijkteams in kaart gebracht hoe hun kennis en houding ten opzichte van het gebruik van de ADHD zorgstandaarden en -richtlijnen een rol spelen in de werkwijze van CJG’s en wijkteams voor kinderen met gedragsproblemen.
Expertinterviews
Allereerst zijn er expertinterviews gehouden met beleidsmedewerkers van de gemeente Groningen om een beeld te krijgen van factoren die een rol zouden kunnen spelen in de inrichting van de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen. Op basis van de uitkomsten van deze interviews en de factoren die volgens verschillende ADHD-richtlijnen van belang zijn voor het inrichten van de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen, zijn drie digitale vragenlijsten ontwikkeld: een versie voor gemeenten, een voor jeugdzorgregio’s en een voor CJG’s en wijkteams. Het doel van de vragenlijsten was een beeld te krijgen van de vormgeving van jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen in relatie tot opvattingen over (de behandeling van) gedragsproblemen in gemeenten, jeugdzorgregio’s en CJG’s en wijkteams. Beleidsmedewerkers van de gemeente Groningen en medewerkers van de Groningse wijkteams hebben de digitale vragenlijsten gecontroleerd op volledigheid en aansluiting bij de dagelijkse praktijk. Op basis hiervan zijn de definitieve versies van de vragenlijsten ontwikkeld.
Definitieve vragenlijsten
Allereerst hebben we de beleidsmedewerkers van alle 388 Nederlandse gemeenten (in 2017) per e-mail benaderd via een contactgegevenslijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). We hebben hen gevraagd de vragenlijst voor gemeenten in te vullen. Daarna hebben we medewerkers van de CJG’s en wijkteams binnen de betreffende gemeente telefonisch of per e-mail benaderd en gevraagd de vragenlijst in te vullen. Contactgegevens hiervoor vonden we online (bijvoorbeeld op de website van een CJG of wijkteam). De respons was echter laag (13 procent) en daarom hebben we in een later stadium ook medewerkers van CJG’s en wijkteams van gemeenten die niet deelnamen aan de studie per e-mail benaderd. Ook medewerkers van jeugdzorgregio’s zijn per e-mail benaderd voor het invullen van de vragenlijsten. Contactgegevens van deze medewerkers zijn gevonden op de website van de VNG. Iedere potentiële deelnemer is twee keer per e-mail herinnerd aan het invullen van de online vragenlijst.
In totaal hebben 184 beleidsmedewerkers (hierna kortweg: beleidsmedewerkers) van 148 verschillende gemeenten de vragenlijst voor gemeenten volledig ingevuld. De meeste respondenten waren wethouder (66 procent). Van de 42 jeugdzorgregio’s namen 20 medewerkers van 17 verschillende jeugdzorgregio’s deel aan de vragenlijst voor jeugdzorgregio’s. De meeste van hen waren beleidsmedewerker, zorginkoper of contractmanager. Van de 306 benaderde CJG’s en wijkteams hebben in totaal 46 medewerkers van CJG’s en wijkteams uit 42 verschillende gemeenten de vragenlijst ingevuld.
De resultaten van de vragenlijsten zijn verwerkt in het statistische programma SPSS. Als er meerdere respondenten uit dezelfde gemeente, jeugdzorgregio of van hetzelfde CJG of wijkteam waren, is daarvan slechts één random geselecteerde respondent opgenomen in de analyses.
Een veelheid aan interventies
Uit de expertinterviews met medewerkers van de gemeente Groningen kwam naar voren dat bekendheid met de zorgaanbieder van invloed is op de in te kopen jeugdhulp. Dit betekent dat een inkooporganisatie van de gemeente eerder zorg zal inkopen bij een zorgaanbieder waarbij al eerder zorg is ingekocht (men weet wat men verwachten kan) dan bij een zorgaanbieder waarmee zij nog onbekend is. Ook het historisch gebruik, dat wil zeggen wát van de zorgaanbieder aan zorg is ingekocht en gebruikt in voorgaande jaren, bleek van invloed te zijn op de in te kopen jeugdhulp. Behalve de interviews met experts van gemeenten, zijn expertinterviews gehouden met medewerkers van drie verschillende Groningse wijkteams. Daaruit bleek dat er een veelheid aan aanmeldroutes (dat wil zeggen manieren waarop kinderen met ADHD of druk gedrag binnenkomen bij het CJG en wijkteam), werkwijzen en interventies worden gebruikt. Bovendien gaven medewerkers van CJG’s en wijkteams in veel gevallen aan niet te weten of er evidencebased interventies en ADHD-richtlijnen worden gebruikt bij de inzet van zorg voor kinderen met gedragsproblemen.
Op basis van deze expertinterviews zijn digitale vragenlijsten opgesteld. Hierna worden de resultaten van deze vragenlijsten per onderzoeksvraag gepresenteerd, waarbij steeds is aangegeven van welke respondenten de resultaten kwamen.
Beleid, inrichting hulp en de transitiedoelen
Wethouders en beleidsmedewerkers gaven aan dat het ontwikkelen van het jeugdhulpbeleid in het merendeel (55 procent) van de deelnemende gemeenten wordt uitgevoerd in samenwerking met de jeugdzorgregio waaronder de betreffende gemeente valt. Van de beleidsmedewerkers, zorginkopers of contractmanagers gaf 82 procent aan dat gemeenten uit hun regio vaak tot altijd het beleid voor inrichting en uitvoering van de jeugdhulp volgen dat door de jeugdzorgregio is ontwikkeld. De resultaten laten zien dat de transitiedoelen nog niet overal in dezelfde mate werden behaald. Ongeveer een derde (34 procent) van de beleidsmedewerkers gaf ten tijde van het onderzoek aan dat het transitiedoel ‘demedicaliseren’ nog onvoldoende was behaald in hun gemeente. Ook was volgens hen het transitiedoel ‘meer ruimte voor jeugdprofessionals, minder regeldruk bij hun werk’ was in 33 procent van de participerende gemeenten nog onvoldoende behaald. Er wordt in 45 procent van de gemeenten vaker dan voor de transitie integrale hulp geboden aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur. Daarentegen was 80 procent van de gemeenten van mening dat het lukt om de eigen kracht van de jeugdigen, hun ouders en hun netwerk in te zetten. Van de beleidsmedewerkers gaf 87 procent aan dat het doel ‘eerder jeugdhulp op maat te bieden’ voldoende tot in (zeer) goede mate was behaald in hun gemeente in 2017.
De inkoop van jeugdhulp
De inkoop van de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen werd ten tijde van het onderzoek volgens 71 procent van de beleidsmedewerkers gedaan in samenwerking met de jeugdzorgregio. Van alle beleidsmedewerkers, zorginkopers en contractmanagers van de jeugdzorgregio’s gaf 70 procent aan dat de jeugdhulp wordt ingekocht op regionaal niveau. De jeugdhulp werd in 2017 volgens de beleidsmedewerkers in veel gevallen ingekocht op basis van zorg- en cliëntprofielen, eerdere resultaten van de ingezette zorg, bestuurlijke aanbesteding, arrangementen en producten, of aankoop en onderhoud van grond en gebouwen. In totaal gaf 71 procent (12/17) van de beleidsmedewerkers, zorginkopers of contractmanagers van jeugdzorgregio’s een soortgelijk beleid aan. Factoren die een rol spelen bij die inkoop waren in 2017 volgens beleidsmedewerkers en de deelnemers in de jeugdzorgregio’s met name de beoordeling van de zorg door de cliënt en de effectiviteit van de zorg. Het is niet duidelijk hoe gemeenten de effectiviteit van de zorg definiëren.
Beslissingen over hoeveel zorg van ieder type behandeling werd ingekocht in 2017, werd in de meeste gevallen genomen in overleg met andere partijen en gemeenten. Volgens zowel de beleidsmedewerkers als de deelnemers van de jeugdzorgregio’s werd de hoeveelheid zorg die werd ingekocht vooral bepaald door de behoefte van de cliënt en het gebruik van de betreffende zorg in voorgaande jaren. Figuur 1 geeft een overzicht van deze factoren in zowel gemeenten (n = 148) als jeugdzorgregio’s (n = 17).
Figuur 1 De verdeling van de in te kopen jeugdhulp voor gedragsproblemen.
* Kwaliteitseisen: Voorwaarden door gemeenten zelf opgesteld of kwaliteitseisen gesteld door de Jeugdwet, zoals het bieden van verantwoorde hulp en het hebben van een cliëntenraad (VNG, 2014).
** Raamcontracten: Jeugdhulp van een zorgaanbieder voor een bepaalde looptijd tegen een vooraf afgesproken prijs en voorwaarden.
Organisatie hulp ADHD door CJG’s en wijkteams
In totaal had een derde van de CJG’s en wijkteams ten tijde van het onderzoek de gemeente als moederorganisatie. Andere CJG’s en wijkteams vielen onder organisaties voor maatschappelijk werk of welzijnsorganisaties. Binnen de CJG’s en wijkteams waren in 2017 met name maatschappelijk werkers (bij 41/46, 89 procent), sociaalpedagogische hulpverleners (31/46, 67 procent), indicatiestellers/(Wmo)consultenten en stagiaires (26/46, 56 procent) werkzaam. Twee CJG’s/wijkteams gaven aan dat er ook buurtbewoners werkzaam waren ten tijde van het onderzoek. In totaal kreeg bijna de helft van de CJG’s en wijkteams meer dan veertig aanmeldingen van (ouders/verzorgers van) kinderen met gedragsproblemen op jaarbasis ten tijde van deze studie. Tien CJG’s dan wel wijkteams (22 procent) gaven aan niet te weten hoeveel aanmeldingen met gedragsproblemen per jaar bij hen binnenkwamen. In totaal gaf 30 procent van de (14/46) van de CJG’s of wijkteams aan dat de ouders zichzelf bij het CJG of wijkteam aanmeldden en niet werden doorverwezen. In figuur 2 staat een overzicht van de aanmeldwegen bij CJG’s en wijkteams.
Figuur 2 Aanmeldroutes van kinderen met gedragsproblemen binnen CJG’s/wijkteam (n = 46).
De CJG’s en wijkteams boden in 2017 een veelheid aan interventies voor kinderen met gedragsproblemen. In totaal werden 40 verschillende interventies genoemd, waaronder psycho-educatie, sociale vaardigheidstraining, Rots en Water, Kiestraining of Positief opvoeden. CJG’s en wijkteams gaven ook doorverwijzen en gesprekken met ouders of school op als interventies. Figuur 3 geeft een overzicht van de bij CJG’s gebruikte interventies.
Figuur 3 Interventies geboden door CJG’s of wijkteams bij kinderen met gedragsproblemen.
Met name maatschappelijk werkers (door 33 CJG’s en wijkteams genoemd), sociaalpedagogische hulpverleners (door 27 CJG’s en wijkteams genoemd), indicatiestellers of (wmo-)consulenten en orthopedagogen (beide door 22 CJG’s en wijkteams genoemd) waren in 2017 betrokken bij het uitvoeren van deze interventies aan kinderen met gedragsproblemen en hun ouders in CJG’s en wijkteams. In vijf teams waren ook buurtbewoners betrokken. De helft van de CJG’s en wijkteams gaf aan nooit tot soms behandelprotocollen te gebruiken. In totaal gaven 27 CJG’s en wijkteams (59 procent) aan ten tijde van het onderzoek regelmatig tot altijd elementen uit een behandelprotocol te gebruiken. In dit onderzoek verstaan we onder behandelprotocol een stapsgewijze beschrijving van een psychologische behandeling. Figuur 4 laat zien op welke manieren CJG’s en wijkteams afweken van behandelprotocollen. Iedere respondent kon meerdere antwoorden aanvinken.
Figuur 4 Manieren waarop CJG’s of wijkteams afweken van behandelprotocollen bij de uitvoering van interventies (n = 46).
Doorverwijzing door CJG’s en wijkteams
Volgens de medewerkers van de CJG’s en wijkteams treedt bij 31 procent van de (ouders/verzorgers van) kinderen met gedragsproblemen verbetering op door de hulp die CJG’s en wijkteams bieden. Gemiddeld genomen is 27 procent van de (ouders/verzorgers van de) kinderen in deze doelgroep in 2017 door het CJG en wijkteam doorverwezen naar de huisarts en 31 procent naar de jeugd-GGZ voor gedragsproblemen. Verder verwijzen CJG’s en wijkteams door naar instanties als welzijnsorganisaties, verschillende therapeuten (zoals fysiotherapeuten, psychomotorisch therapeuten), instanties voor ambulante hulpverlening en opvoedpoli’s.
Samenwerken en afstemmen in de jeugdhulpketen
Meer dan de helft (56 procent) van de beleidsmedewerkers gaf aan niet te weten of er ten tijde van het onderzoek afstemming plaatsvond tussen gemeenten en CJG’s of wijkteams over de zorg voor kinderen met gedragsproblemen of heeft de vraag niet beantwoord. In de overige gemeenten vond deze afstemming maandelijks (20 procent) of zelfs wekelijks (26 procent) plaats. Ongeveer de helft van de jeugdzorgregio’s gaf aan dat de afstemming met de gemeente wekelijks plaatsvond, de andere helft gaf aan dat dit maandelijks was. Deze afstemming ging in de meeste gevallen over zorgtoewijzingen, het verlengen van zorgbeschikkingen of budget voor jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen. Afstemming door de jeugdzorgregio’s met de CJG’s en wijkteams gebeurde ongeveer even vaak: negen (53 procent) jeugdzorgregio’s stemmen wekelijks tot maandelijks af met CJG’s en wijkteams over de zorg van kinderen met gedragsproblemen. Deze afstemming ging in de meeste gevallen over zorg voor specifieke groepen, wachtlijsten en knelpunten in de zorg voor kinderen met gedragsproblemen. In figuur 5 zijn de onderwerpen opgenomen waarover jeugdzorgregio’s en gemeenten in 2017 afstemden met CJG’s en wijkteams als het ging over de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen.
Figuur 5 Onderwerpen waarover jeugdzorgregio’s en gemeenten afstemden met CJG’s of wijkteams betreffende de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen.
In totaal gaf 15 procent van de beleidsmedewerkers aan dat hun gemeente inhoudelijk betrokken was bij de zorg voor kinderen en jongeren met gedragsproblemen (tabel 1). Zo zijn er gemeenten waarin de consulenten jeugd actief betrokken waren als procesregisseurs in ADHD-casussen of werd samengewerkt met zorgaanbieders door gezamenlijke doelen te stellen in de zorg, de zorg te evalueren, te verlengen of af te sluiten. Ook zijn er gemeenten die niet inhoudelijk meedachten met de jeugdhulp, maar in de praktijk van zorg voor kinderen met gedragsproblemen enkel zorgaanbieders, CJG’s en wijkteams sturen. Volgens gemeenten gold dit vaak voor zorg voor jeugd in algemene zin en niet specifiek voor de problematiek waarop het huidige onderzoek zich richt (gedragsproblemen).
Gebruik van richtlijnen en inschatting van kennis
In totaal bleek 56 procent van de gemeenten ten tijde van het onderzoek niet te weten of ADHD-richtlijnen een rol spelen bij de keuzes tijdens het inkoopproces. Van de gemeenten gaf 46 procent aan de richtlijnen nooit te raadplegen. In totaal gaf 13 procent (6/46) van de deelnemers aan CJG’s en wijkteams aan bij het verlenen van jeugdhulp interne richtlijnen te gebruiken. Deze richtlijnen waren volgens medewerkers gebaseerd op de richtlijn ‘ADHD jeugdhulp en jeugdbescherming’, de ADHD-richtlijn van het Trimbos Instituut, op de deskundigheid van GZ-psychologen en gedragswetenschappers van het CJG of het wijkteam, op andere bestaande protocollen en methoden en op het beleid van het CJG of wijkteam. Hoewel een groot deel van de medewerkers van de CJG’s en de wijkteams aangaf op de hoogte te zijn van verschillende ADHD-richtlijnen (figuur 6), zei maar een klein deel (8/46, 17 procent) de richtlijnen meer dan vijf keer per jaar te raadplegen.
Figuur 6 Kennis van de ADHD-richtlijnen onder medewerkers van CJG’s of wijkteams (n = 45, 1 ontbreekt).
Van de 106 beleidsmedewerkers gaven 73 (69 procent) aan dat hun gemeente gemiddeld tot veel kennis over gedragsproblemen had ten tijde van het onderzoek. Ongeveer een derde van alle deelnemende gemeenten gaf aan het gevoel te hebben dat zij (erg) weinig kennis hadden van ADHD en de behandeling ervan. Onder de beleidsmakers van de jeugdzorgregio’s werd de mate van kennis van gedragsproblemen in 71 procent van de gevallen op gemiddeld tot veel geschat. De kennis binnen het gehele CJG of wijkteam werd in 42/46 (91 procent) van de gevallen op gemiddeld tot veel geschat.
Uit de resultaten blijkt dat 93 procent van de gemeenten tijdens het onderzoek vond dat ADHD een geldige, oftewel bestaande, ‘echte’ diagnose is. Dit gold ook voor 88 procent van de jeugdzorgregio’s en 87 procent van de CJG’s en wijkteams. Het merendeel van de gemeenten (82 procent) was het erover eens dat er sprake was van overdiagnosticering van ADHD. Deze mening werd gedeeld door de jeugdzorgregio’s (88 procent) en CJG’s en wijkteams (35/46, 78 procent). Het overgrote deel van de gemeenten (98 procent), jeugdzorgregio’s (88 procent) en CJG’s en wijkteams (100 procent) was het oneens met de stelling ‘kinderen met ADHD misdragen zich opzettelijk’. Hetzelfde gold voor de stelling ‘ADHD is een smoesje voor een slechte opvoeding’ (respectievelijk 91, 70 en 91 procent oneens). Er was overeenstemming onder gemeenten, jeugdzorgregio’s en CJG’s en wijkteams over de stelling dat kinderen met ADHD te snel medicatie krijgen voorgeschreven: 71 procent van de gemeenten, 77 procent van de jeugdzorgregio’s en 70 procent (32/46) van de CJG’s en wijkteams was het eens met deze stelling.
Kennis is nog onvoldoende
Met deze studie is in kaart gebracht hoe de praktijk van jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen eruitzag in Nederland in 2017 en hoe gemeenten, jeugdzorgregio’s en CJG’s en wijkteams de jeugdhulp inrichtten. Daarnaast is onderzocht hoe geïnformeerd medewerkers van gemeenten, jeugdzorgregio’s en CJG’s en wijkteams zich voelen over gedragsproblemen en hoe hun attitudes ten opzichte van (de behandeling van) ADHD en ADHD-richtlijnen waren.
Dit onderzoek laat zien dat op het gebied van kennis van gedragsproblemen bij gemeenten, jeugdzorgregio’s, CJG’s en wijkteams winst te behalen valt: medewerkers van deze instanties beschouwen in veel gevallen hun kennis van de doelgroep en de behandeling van die doelgroep als onvoldoende. Slechts een klein deel van de CJG’s en wijkteams gebruikt de ADHD-richtlijnen bij het verlenen van jeugdhulp aan deze doelgroep. Bovendien wisten beleidsmedewerkers in veel gevallen niet of hun gemeente ADHD-richtlijnen gebruikt bij het inrichten van de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen. Dat komt mogelijk door de veelheid aan interventies die CJG’s en wijkteams aanbieden en de vele instanties waarnaar zij doorverwijzen, en doordat de richtlijnen te weinig worden gebruikt. Daarin staat immers welke acties, zoals doorverwijzen of het inzetten van een bepaalde interventie, ondernomen moeten worden voor het verminderen van de problematiek van kinderen met gedragsproblemen. Medewerkers van gemeenten, jeugdzorgregio’s, CJG’s en wijkteams geven aan dat onderling goed samenwerken bij het organiseren van de jeugdhulp voor deze doelgroep.
De meeste deelnemende gemeenten hadden positieve attitudes ten opzichte van ADHD. Eerder onderzoek onder zorgprofessionals laat zien dat een positieve attitude over gedragsproblemen en ADHD geassocieerd is met goede zorg voor kinderen met gedragsproblemen en ADHD (meer gebruik van zorg in overeenstemming met richtlijnen). Vervolgonderzoek is nodig om te bekijken of positieve attitudes bij gemeenten ook zorgen voor een verbetering van de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen en ADHD.
Hoewel een groot deel van de gemeenten heeft meegedaan aan dit onderzoek, waardoor het onderzoek een goed beeld geeft van gemeenten, was de deelname van CJG’s en wijkteams helaas laag (46 medewerkers) en zijn deze resultaten mogelijk niet representatief. In 2015 gaf 87 procent van de gemeenten aan (sociale) wijkteams te hebben (Movisie, 2016). Tot slot dient de lezer er rekening mee te houden dat de data van dit onderzoek betrekking hebben op de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen zoals die in 2017 was. De huidige situatie kan anders zijn. Ondanks deze beperkingen kunnen wij een aantal aanbevelingen voor de praktijk bieden.
Maak kennis toegankelijker
Hoewel er richtlijnen bestaan voor de omgang met kinderen met gedragsproblemen, waaronder ADHD, lijkt die kennis nog niet op de juiste plek terecht te komen. Door ervoor te zorgen dat deze kennis terecht komt bij gemeenten, jeugdzorgregio’s, CJG’s en wijkteams, bijvoorbeeld door middel van gemakkelijk toegankelijke informatie op een website, kan de kwaliteit, maar ook de efficiëntie van de zorg voor deze doelgroep worden verbeterd. Daarnaast zou het vertalen van de ADHD-richtlijnen in kwaliteitseisen voor de jeugdhulp voor kinderen met gedragsproblemen de kwaliteit van het zorgaanbod kunnen verhogen, bijvoorbeeld als het gaat om de minimaal te volgen stappen in diagnostiek en behandeling. Hoewel gemeenten aangeven zorg in te kopen op basis van effectiviteit, is het onduidelijk hoe zij deze effectiviteit definiëren. De richtlijnen vertalen in kwaliteitseisen voor jeugdhulp voor ADHD zou op gemeentelijk niveau kunnen helpen bij het bepalen van de effectiviteit van in te kopen zorg. Ook kunnen voor CJG’s en wijkteams concrete kwaliteitseisen ondersteunend zijn bij het bieden van jeugdhulp. Tot slot kan het vergroten van kennis van gedragsproblemen uiteindelijk bijdragen aan het effectiever en efficiënter inrichten van de jeugdhulp voor (gezinnen van) kinderen met gedragsproblemen. Denk hierbij aan de inzet van experts en het scholen van medewerkers van gemeenten, jeugdzorgregio’s en CJG’s en wijkteams in het signaleren, doorverwijzen en bieden van ondersteuning aan kinderen met gedragsproblemen en hun ouders.
Literatuur
-
Bussing, R., Mason, D.M., Bell, L., Porter, P.C., & Garvan, C.W (2010). Adolescent outcomes of childhood attention-deficit/hyperactivity disorder in a diverse community sample. Journal of Child & Adolescent Psychiatry, 49(6), 595-605.
-
Dryer, R., Kiernan, M.J., & Tyson, G.A. (2016). Implicit theories of the characteristics and causes of attention-deficit hyperactivity disorder held by parents and professionals in the psychological, educational, medical and allied health fields.
-
Gezondheidsraad (2014). ADHD: Medicatie en maatschappij. Den Haag: Gezondheidsraad.
-
Groenman, A.P., Janssen, T.W.P., & Oosterlaan, J., (2017). Childhood psychiatric disorders as risk factor for subsequent substance abuse: a meta-analysis. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 56(7), 556-569.
-
Le H.H., Hodgkins, P., Postma, M.J., Kahle, J., Sikirica, V., Setyawan, J., … Doshi, J.A. (2014). Economic impact of childhood/adolescent ADHD in a European setting: the Netherlands as a reference case. ECAP, 23, 587-598.
-
Loe, I.M., Feldman, H.M. (2007). Academic and educational outcomes of children with ADHD. Journal of Pediatric Psychology, 32(6), 643-654.
-
Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg (2015). JGZ-richtlijn ADHD: signalering, begeleiding en toeleiding naar diagnostiek. Beschikbaar via: https://www.ncj.nl/richtlijnen/alle-richtlijnen/richtlijn/?richtlijn=24&rlpag=918. Geraadpleegd op 1 juli 2019.
-
Nederlands Jeugd Instituut (2018). Varianten wijkteams. Beschikbaar via: https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Wijkteams/Gemeente/Varianten-wijkteams. Geraadpleegd op 1 juli 2019.
-
Nederlands Jeugd Instituut (n.d.). ADHD. Erkende interventies. Beschikbaar via: https://www.nji.nl/Praktijk-Erkende-interventies. Geraadpleegd op 1 juli 2019.
-
Richtlijn ADHD jeugdhulp en jeugdbescherming (2016). Beschikbaar via: http://richtlijnenjeugdhulp.nl/adhd/. Geraadpleegd op 1 juli 2019.
-
Sonuga-Barke, E., Koerting, J., Smith, E., McCann, D.C., & Thompson, M. (2011). Early detection and intervention for attention-deficit/hyperactivity disorder. Expert Review of Neurotherapeutics, 11(4), 557-563.
-
Stichting Farmaceutische Kengetallen (2018). Minder gebruikers in 2017 van ADHD-middel methylfenidaat. Farmaceutisch weekblad, 153(20). Beschikbaar via: https://www.sfk.nl/publicaties/PW/2018/minder-gebruikers-in-2017-van-adhdmiddel-methylfenidaat. Geraadpleegd op 1 juli 2019.
-
Stuurgroep multidisciplinaire richtlijnontwikkeling GGZ (2005). Multidisciplinaire richtlijn bij ADHD bij kinderen en jeugdigen. Utrecht: Trimbos Instituut.
-
Vereniging Nederlandse Gemeenten (2014). Factsheet Kwaliteitseisen jeugdhulpaanbieders en gemeenten zoals gesteld in de Jeugdwet. Beschikbaar via: https://vng.nl/files/vng/201405_factsheet_kwaliteitseisen_jeugdhulpaanbieders.pdf.
-
Zorgstandaard ADHD (2019). Beschikbaar via: https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/adhd/inleiding/zorgstandaard-generieke-module-richtlijn/zorgstandaard-adhd. Geraadpleegd op 1 juli 2019.
trefwoorden
ADHD
gemeenten
inkoop
beleid
jeugdhulp