Voor de interpretatie van de veelgebruikte Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) werd tot voor kort gebruikt gemaakt van verouderde, Britse normen. Nieuwe, Nederlandse normen maken een betere, nauwkeuriger interpretatie van de scores mogelijk. Wat is er veranderd en waarom?
De veelgebruikte Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) is ontworpen om vijf dimensies van psychosociaal gedrag te meten: één gericht op positieve gedragingen; vier op probleemgedrag. Een ingevulde SDQ levert een score per dimensie op. Daarnaast is het mogelijk een totaalscore te berekenen. De scores worden geïnterpreteerd met behulp van normen. Daarvoor werden tot voor kort normen gebruikt die 25 jaar geleden zijn bepaald voor Britse vier- tot en met zestienjarigen. Die normen zijn niet zonder meer geschikt voor de Nederlandse context. De maatschappij en de dagelijkse ervaringen van jongeren zijn sindsdien aanzienlijk veranderd. Verder is de ernst van hun psychosociale problemen gerelateerd aan leeftijd. Tot slot merken we op dat de oorspronkelijke normen gelijk zijn voor jongens en meisjes. Hoog tijd dus voor het vaststellen van normen voor de huidige populatie Nederlandse adolescenten. Dat hebben we gedaan voor de twee meest gebruikte SDQ-versies: de zelfrapportageversie en de ouderrapportageversie en bieden de optie om adolescenten te vergelijken met adolescenten in het algemeen en met adolescenten van hetzelfde geslacht.
Deze afbeelding is illustratief.
Foto: Aleid Denier van der Gon.
SDQ in de praktijk
Neem Nadira (14), die de SDQ aan de keukentafel invult en zich afvraagt of ze vaak genoeg anderen helpt. Ze heeft onlangs nog vijf euro uitgeleend aan een klasgenoot en vanochtend hielp ze haar vader toen hij per ongeluk zijn koffie omstootte. Ze besluit ‘zeker waar’ aan te kruisen bij de stelling ‘Ik bied vaak anderen aan hun te helpen’. Nadira vult de vragenlijst in omdat ze de week erna, net als haar klasgenoten, naar de schoolarts gaat.
Pieter (14) vult de vragenlijst in tijdens zijn eerste afspraak bij een kliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Bij de stelling ‘Ik bied vaak anderen aan hun te helpen’ kruist Pieter ‘waar’ aan. Hij haalt opgelucht adem. Dat maakt misschien een beetje goed dat hij net ook ‘waar’ heeft aangekruist bij ‘Ik vecht vaak’. Zijn vader vult de ouderversie van de vragenlijst in. Bij de stelling over anderen helpen, geeft Pieters vader hetzelfde antwoord als zijn zoon, maar bij de stelling over vechten kruist hij ‘zeker waar’ aan.
De stelling ‘Ik bied vaak anderen aan hun te helpen’ hoort bij de dimensie gericht op het meten van prosociaal gedrag. Nadira en Pieter scoren hier beiden een 8. De maximaal haalbare score is 10. Hoe hoger de score, hoe beter. De stelling ‘Ik vecht vaak’ hoort bij een van de vier dimensies gericht