Het interview van Dieuwke de Boer met Michel van den Bogaard over cognitieve gedragstherapie (CGT) bij kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (Kind en Adolescent Praktijk nr 2, juni 2020) heb ik met plezier en instemming gelezen. Van den Bogaard maakt duidelijk dat het idee dat CGT niet werkt voor deze doelgroep onzin is. Hij ontwikkelde samen met een werkgroep een ‘Handreiking’ voor de behandeling van kinderen en jongeren met LVB, een mooi vormgegeven richtlijn (Van den Bogaard noemt het een handreiking, omdat naar zijn zeggen een richtlijn te verplichtend is). De leden werkgroep zijn allen lid van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën (VGCt), behalve Van den Bogaard, de voorzitter. Hij vertelt dat hij dat belangrijk vindt, omdat hij geen blind geloof in de cognitieve gedragstherapie aanhangt. Gelukkig maar. Hopelijk doet dat de rest van de werkgroep dat ook niet. Een lidmaatschap van de VGCt zou ze juist moeten ontdoen van ieder blind geloof. Is ‘evidencebased’ in plaats van geloof niet een belangrijk leidend principe binnen deze vereniging?
Als niet-CGT’er kon Michel van den Bogaard de rol van advocaat van de duivel op zich nemen, zegt hij. Dat is mooi. Maar toch heeft die advocaat niet kunnen verhinderen dat er een paar hardnekkige misverstanden in de Handreiking zijn geslopen, die ik hier wil bespreken. De eerste wordt zelfs groot in het interview vermeld: de minimale voorwaarde om van CGT te kunnen profiteren, is de basisemoties bang, boos, blij en verdrietig kunnen herkennen bij zichzelf en bij anderen. Herkennen, onderkennen en kunnen onderscheiden. Bovendien ‘moet iemand zich ervan bewust zijn dat gedachten, gevoel en gedrag elkaar kunnen beïnvloeden’. Tja, dit zijn wellicht voorwaarden voor een formele cognitieve therapie, met uitdagen, gedragsexperimenten en de Socratische Dialoog. Maar wie zegt dat zo’n vorm van therapie noodzakelijk is voor het veranderen van cognities? Cognities veranderen ook door doen, door exposure bijvoorbeeld (Craske e.a., 2014) en ook impliciet, door zogeheten Cognitive Bias Modification (Salemink e.a., 2015). Het mooiste voorbeeld van succes van CGT zonder deze voorwaarden (zonder mentaliserend vermogen) geeft Van den Bogaard zelf over een jongen met LVB en onder meer forse agressieproblemen. Hij deed geen formele CGT, maar vond samen met de ouders een doorslaggevende vraag waar de jongen rustig van werd. Niks basisemoties. Van den Bogaard zou die behandeling in KAP moeten beschrijven. Daar leren we van.
Het tweede misverstand betreft niet-LVB-jongeren (leuk dat kinderen met een