Van der Keukens boek wordt nu gezien als de vertolking van een generatiekloof: jongeren geboren rond het begin van de Tweede Wereldoorlog die zich afzetten tegen de vorige generatie. Het was niet de eerste keer dat een generatie zich afzette tegen de vorige en het zou niet de laatste keer zijn. Deze beweging is van alle tijden.
Het onlangs verschenen Goed Volk van Teun van de Keuken, verschaft een inkijkje in het leven van een van mijn jeugdidolen dat mij bijna het gevoel geeft pottenkijker te zijn. Teun is zoon van. En het klopt dat hij ‘van de Keuken’ heet, en niet ‘van der’. De familienaam is ‘de’, maar Teuns vader koos ervoor hiervan ‘der’ te maken.
Dankzij het boek van Teun weten wij hoe teleurgesteld zijn grootvader, schrijver van succesvolle schoolboeken, was toen zijn begaafde zoon koos voor een loopbaan als kunstenaar. Johan, op zijn beurt, verachtte het burgerlijke milieu van zijn ouders en koos voor een leven in dienst van kunst en idealen. Een van de idealen was om zijn zoon naar een gewone school in de dichtbij zijnde volksbuurt te sturen.
Met humor en zelfspot beschrijft deze het lot van het kind van linkse intellectuelen tussen klasgenoten uit de arbeidersklasse. Wat het volk mooi vindt, films als Grease, speelgoed als Playmobil, sporten als voetbal, vindt geen genade in de ogen van Teuns ouders. Hij raakt verscheurd tussen hun idealisme en de wens ‘gewoon’ te mogen zijn met andere kinderen.
Bijzondere ouders hebben is geen reden tot trots, maar tot schaamte: ‘Mijn moeder zag eruit als een groupie van een rockband. Lange wapperende bruine haren, korte rokjes, schoenen met enorme kurken plateauzolen met daarin felroodgelakte teennagels en daarbij droeg ze dan een witte langharige imitatiebontjas. Stoer en sexy, maar voor mij toen vooral beschamend. Ik smeekte mijn moeder mij op de hoek af te zetten, zodat de kinderen van gewone ouders haar niet hoefden te zien.’
Dat hij