Ed Hilterman promoveerde op 8 december 2017 op zijn proefschrift Going in and out of offending: Developmental aspects of risk assessment and juvenile offenders aan Tilburg University.
Waar gaat je proefschrift over?
In 2005 ben ik naar Catalonië geëmigreerd om vanuit Barcelona te werken aan de implementatie van gestructureerde risicotaxatie binnen de Catalaanse justitiële jeugdzorg. Na afloop van dit project heb ik de data daarvan gebruikt om mijn proefschrift te schrijven. Gestructureerde risicotaxatie wordt gebruikt om het risico op het opnieuw plegen van een delict in te schatten bij jongeren die in aanraking komen met justitie. Bij deze methode vult de begeleider een lijst met items in over het gedrag en de achtergrond van de jongere. De begeleider trekt op basis van de verzamelde informatie een eindconclusie over de kans op recidive. Daarnaast wordt op basis van deze informatie, samen met de jongere, een begeleidingsplan opgesteld om de kans op het opnieuw plegen van een delict te verlagen.
In ons project in de Catalaanse justitiële jeugdzorg is het Engelstalige risicotaxatie-instrument de Structured Assessment of Violence Risk in Youth (SAVRY) gebruikt. Na de vertaling van de SAVRY in het Catalaans en Spaans was een belangrijke vraag: voorspelt de SAVRY herhaald gewelddadig gedrag door Catalaanse jongeren? De resultaten lieten zien dat de SAVRY gewelddadige recidive door jongeren in Catalonië goed voorspelde. De uitkomsten van dit onderzoek waren zelfs goed te vergelijken met onderzoeken die elders in Europa en in Noord-Amerika waren uitgevoerd.
Omdat strafrechtelijk gedrag door meisjes aan het toenemen is, was de tweede vraag van het onderzoek erg relevant: zijn er verschillen in de relevantie van de risicofactoren van de SAVRY tussen jongens en meisjes die in aanraking komen met de Catalaanse justitiële jeugdzorg? De uitkomsten lieten zien dat een groot aantal risicofactoren dezelfde relevantie hadden voor jongens en meisjes, maar dat er ook belangrijke verschillen waren. Bijvoorbeeld ‘eerdere zelfbeschadiging of suïcidepogingen’ en ‘problemen met middelengebruik’ hingen bij jongens sterker samen met hun antisociale gedrag, terwijl ze bij meisjes sterker associeerden met hun persoonlijkheidsproblemen. En recente gebreken in de opvoedingsvaardigheden van de ouders of verzorgers hadden bij jongens te maken met het ontbreken van prosociale contacten, terwijl ze bij meisjes meer verwezen naar het slecht functioneren van de familie in het verleden, zoals mogelijk misbruik en delinquent gedrag van de ouders of verzorgers.
Wat hebben kinderen en opvoeders eraan?
De verschillen tussen jongens en meisjes zijn