Opnieuw laat onderzoek teleurstellende effecten zien van voorschoolse educatie. Toch is dat geen reden om dan maar met de vve te stoppen, betoogt Ruben Fukkink.
Illustratie: Jedi Noordegraaf
Er was eens, lang geleden, een sociaal experiment met 123 peuters. Ze gingen in de jaren zestig van de vorige eeuw naar de Perry Preschool in de Verenigde Staten, misschien wel de beste voorschool die ooit heeft bestaan. De kinderen kregen in kleine groepen alle aan- dacht. Hun ouders kregen steun bij de opvoeding en de thuissituatie. Andere peuters en hun ouders uit een random samengestelde con- trolegroep groeiden op zonder dit programma. Na verloop van tijd werden indrukwekkende verschillen zichtbaar. De experimentele groep vertelde, kort gezegd, het verhaal van de Amerikaanse droom. Zij hadden de school re- delijk goed doorlopen en hadden op latere leeftijd een baan en een auto (soms zelfs twee). Zij leefden, kortom, nog lang en gelukkig. De controlegroep deed het minder goed op school, bleef vaker zitten en werd vaker verwezen naar ander onderwijs. Ernstig was dat een relatief grote groep op latere leeftijd in de cel belandde. Het eveneens Amerikaanse Abecedarian-project voor jonge kinderen in achterstandssituaties liet een paar jaar later vergelijkbare resultaten zien. Nobelprijswinnende econoom James Heckman rekende op basis van deze studies voor dat investeren in early intervention voor jonge kinderen in achterstands- situaties zich dubbel en dwars terugbetaalde, vooral door de be- sparing op de gevangeniskosten.
De voorschool is hierna inge- voerd in andere staten en dook op in andere landen, waaronder Ne- derland; vroeg- en voorschoolse educatie heet het nu, vve. Het onderzoek volgde de grootschalige praktijk en is nooit meer zo kleinschalig en strak gecontroleerd uitgevoerd als bij de allereerste Perry Preschool en het Abecedarian-project. De random toewijzing aan een experimentele groep en controlegroep ontbrak altijd. Onderzoekers hebben van alles gedaan om te corrigeren voor mogelijke vertekening, maar deze valt helaas nooit helemaal uit te sluiten.
De positieve resultaten uit de begindagen zijn nooit meer zo sterk en zo overtuigend teruggevonden. En zo ontstond een bijzondere balans: twee kleinschalige studies met positieve resultaten (123 kinderen uit 1962-1967, 111 kinderen uit 1972-1977) legden evenveel gewicht in de schaal als recente grootschalige studies met bescheiden resultaten en ook nulresultaten. De eerste studies zijn oud – maar waren beter opgezet. Ze zijn kleinschalig – maar rapporteerden zeer positieve resultaten. Wetenschappelijk ontstond een soort patstelling.
Een meta-analyse van mijn hand