In de jeugdhulp in Nederland gebeurt iets wonderlijks. Terwijl het ondenkbaar is dat, zeg, een chirurg niet werkt volgens de richtlijnen, zijn veel professionals in de jeugdhulp huiverig als het om ‘richtlijnen’ gaat. Doemgedachten van een korset zonder bewegingsruimte vertroebelen de gedachtegang. Los van het feit dat het best moeilijk is om richtlijnen goed toe te passen en dat (inderdaad) onze beste behandelingen niet altijd bij iedereen werken, begint de discussie met de vraag: waarom zou je als behandelaar de voorkeur geven aan een interventie waarvoor geen evidentie is als er ook een is die wél bewezen werkzaam is?
Bij onze zusterdisciplines, bijvoorbeeld in de somatische geneeskunde, is het intussen vanzelfsprekend. Behandelingen waarvan bewezen is dat ze niet effectief zijn, biedt men niet meer aan. In het gunstige geval dat onnuttige behandelingen niet schaden, kosten ze alsnog inzet, tijd en middelen. Ook in de jeugdhulp geldt dat kinderen, jeugdigen en ouders belasten met behandelingen die niet meehelpen aan de oplossing van hun moeilijkheden, onethisch is. Ook in maatschappelijk opzicht.
In de discussie over wel of geen richtlijnen volgen zien we vaak het verschijnsel van premature closing: als je eenmaal een goed argument (voor of tegen) hebt gevonden, stop je met zoeken naar argumenten die misschien nog beter of overtuigender zijn. Tegenstanders van evidencebased werken zeggen bijvoorbeeld: ‘De relatie tussen therapeut en cliënt is het belangrijkste; punt’. ‘Zelfredzaamheid en eigen kracht is de basis; punt.’ ‘De problematiek van de jeugdigen en gezinnen waarmee ik werk is te complex; punt.’ Argumenten die best oké zijn, maar de discussie niet verder helpen.
Sackett (1996) probeerde met zijn definitie van evidence based practice de schijnbare tegenstelling tussen richtlijnen volgen enerzijds en zorg op maat bieden anderzijds, te ontkrachten. Evidencebased werken doet recht aan beide, zegt hij. Drie componenten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: de cliënt, de professional en evidentie. Evidencebased werken garandeert dat jeugdigen en hun ouders kunnen kiezen welke behandeling het beste past bij hun individuele waarden en voorkeuren. Bij die besluitvorming kunnen zij samen met hun hulpverlener gebruikmaken van de best beschikbare vakkennis (bijvoorbeeld in de vorm van wetenschappelijk evidentie) én van de ervaring van de professional.
Maar wat als de robuuste wetenschappelijke onderbouwing (nog) niet voldoende beschikbaar is? In ons vakgebied, maar ook in de somatiek, is dat aan de orde van de dag. Tja, dan moeten we het doen met de best beschikbare onderbouwing. Soms