In deze rubriek buigt Else de Haan zich over wetenschappelijke publicaties die van betekenis zijn voor de praktijk. Hoe is het onderzoek uitgevoerd en wat zeggen de resultaten? En: is nader onderzoek gewenst?
Wie gaat wie behandelen? Er zijn ervaren behandelaren, minder ervaren behandelaren en stagiaires of opleidelingen. Bijna vanzelfsprekend gaan in een behandelteam de moeilijke, ingewikkelde cliënten naar ervaren behandelaren en krijgen de stagiaires en opleidelingen de eenvoudiger problematiek toebedeeld. Het is de vraag of dit terecht is. Hoe belangrijk is ervaring voor het welslagen van een behandeling in ons vak?
Naar deze vraag deden Lizabeth Goldstein en collega’s een interessant onderzoek. Zij onderzochten de effecten van de behandeling van volwassen cliënten met een depressie. Zestig van hen werden behandeld door ervaren gedragstherapeuten, 41 door PhD-studenten psychologie. Alle cliënten hadden een depressieve stoornis (DSM-IV), vastgesteld met een gestructureerd klinisch interview. Bovendien hadden ze allen een ernstscore boven de klinische cut-off (Hamilton Rating Scale for Depression – HDRS > 20). De behandeling verliep volgens protocol, twintig zittingen in zestien weken.
Het onderzoek is geen nieuw opgezette studie. Voor deze vraagstelling werden de gegevens uit twee eerdere onderzoeken samengevoegd. Het waren beide onderzoeken bij depressieve cliënten door DeRubeis en collega’s (2005) en Adler en collega’s (2015). De cliënten uit het onderzoek van DeRubeis en collega’s waren allen behandeld door ervaren gedragstherapeuten in twee universiteitklinieken, de University of Pennsylvania en de Vanderbilt University. De cliënten van het onderzoek van Adler en collega’s waren behandeld door PhD-studenten in een opleidingscentrum van de Ohio University. De demografische gegevens van de twee cliëntgroepen waren vergelijkbaar.
Voor hun analyse gebruikten de onderzoekers het zogeheten non-inferiority design. Hierbij is het niet de vraag of de ene groep beter scoort dan de andere, maar of de ene groep het net zo goed doet als de andere. De onderzoekers wilden nagaan of studenten net zo goed als ervaren behandelaren matig- tot ernstigdepressieve cliënten kunnen behandelen.
Dat kan, blijkt uit het onderzoek. Na zestien weken behandeling bleek geen verschil in behaald effect tussen de student-therapeuten en de ervaren therapeuten. Interessant is dat de onderzoekers ook naar andere effecten keken: het aantal uitvallers (drop-out), de therapeutische relatie en de vaardigheden die in de cognitieve therapie werden geleerd (CT-vaardigheden). Ook hier deden de studenten niet onder voor de ervaren therapeuten. Het aantal uitvallers bij de studenten was weliswaar hoger dan dat bij de ervaren behandelaren (30% vs. 17%), maar dit verschil was niet significant. Bovendien bleek met een andere berekening het soort therapeut (student of ervaren behandelaar) geen voorspeller voor het effect van de behandeling.
De beoordeling van de