Kinderen die op jonge leeftijd zijn blootgesteld aan kindermishandeling zoals seksueel misbruik, fysieke of emotionele mishandeling of verwaarlozing, kunnen hiervan grote gevolgen ondervinden. Hun klinisch klachtenprofiel als gevolg van deze interrelationele traumatische ervaringen is dan ook breed. Het kan, naast het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS), ook uit angstklachten, depressieve klachten, gedragsproblemen en gehechtheidsproblematiek bestaan (Jonkman e.a., 2013). Daarnaast hebben deze kinderen vaak te kampen met een onveilige thuissituatie of een pleeggezinplaatsing met ingewikkelde systeemproblematiek.
Interventies voor deze doelgroep hebben verschillende theoretische achtergronden. Sommige interventies zijn gericht op het herstructureren van cognities en het verwerken van traumatische herinneringen, zoals traumagerichte cognitieve gedragstherapie (TF-CBT; Cohen & Mannarino, 2008) en EMDR (Shapiro, 2001). Andere interventies richten zich op het bevorderen van een veilige gehechtheid, zoals Traumasensitief (pleeg)ouderschap (Coppens & Van Kregten, 2012) en Parent-Child Interaction Therapy (PCIT; Abrahamse e.a., 2010). Weer andere richten zich op de verbetering van de communicatie en interactie tussen gezinsleden, zoals oplossingsgerichte systeemtherapie (Berg, 1994; Kim, 2008).
In principe heeft het de voorkeur om bij kinderen met traumagerelateerde klachten direct te beginnen met traumabehandeling. In de klinische praktijk zijn vaak redenen waarom het inzetten van effectieve behandelvormen nog niet lukt. Kinderen willen of kunnen soms niet praten over de traumatische ervaringen, omdat zij die herinneringen vermijden. Voor een aantal van deze kinderen is het nodig hen voor te bereiden op de traumagerichte behandeling, bijvoorbeeld door meerdere interventies te combineren. Door psycho-educatie besteedt de therapeut met ouders of pleegouders aandacht aan het vergroten van de kennis over de traumatische gebeurtenissen die hun kind heeft meegemaakt en de gevolgen daarvan. Tevens is het doel om de traumasensitiviteit bij ouders1 te vergroten, opdat zij met kennis over trauma kunnen waarnemen en handelen. Door het aanleren van technieken die gericht zijn op het bevorderen van een veilige gehechtheid van het kind aan zijn ouders, kan het kind tijdens de latere traumaverwerking de ouder gebruiken als bron van steun.
Daarnaast kan het bij deze doelgroep van belang zijn om systeemgesprekken toe te voegen aan de behandeling (Carr, 2009). Kinderen die te maken hebben gehad met vroegkinderlijk trauma hebben zich veelal onveilig gevoeld. Zij hebben het vertrouwen in zichzelf, belangrijke anderen en de wereld verloren (Collin-Vézina e.a., 2015). Vaak waren ouders of verzorgers niet of onvoldoende beschikbaar (Finzi-Dottan & Harrel, 2014). Door systeemgesprekken kunnen deze kinderen weer het vertrouwen ontwikkelen dat hun opvoeders hen veiligheid kunnen bieden en geven.