Maar voor de K&J-ggz zit het ROM-avontuur er nu wellicht al weer (bijna) op. De ROM en de doelstellingen van de zorgverzekeraars die via de Stichting Benchmark GGZ (SBG) werden nagestreefd, gelden niet meer voor cliënten onder de achttien, omdat de complete jeugdzorg, inclusief de K&J-ggz, sinds 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. Die gemeenten willen graag weten of ze waar voor hun geld krijgen, maar weten nog niet precies hoe ze dat willen meten. Daarom volgen ze nu nog het advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om tot eind 2017 gebruik te maken van de door SBG opgetuigde ROM-methodiek. ROM draait in de K&J-ggz dus nog tot het eind van dit jaar en het is onduidelijk hoe het daarna zal gaan. Tijd om te bekijken wat zo’n zes jaar ROM ons heeft opgeleverd.
Wat meten we eigenlijk?
Volgens de regels die door SBG zijn opgesteld, worden er in de K&J-ggz drie meetdomeinen onderscheiden waarop ROM zich richt. Dat zijn ‘klachten en symptomen’, ‘functioneren’ en ‘kwaliteit van leven’. Voor ieder domein is door SBG vastgesteld welke vragenlijsten er mogen worden gebruikt. Voor het eerste domein zijn dat de ASEBA-lijsten (CBCL, YSR) of de SDQ (ouder en kind). Dit zijn lijsten waarbij (bijna) alle mogelijke problemen en stoornissen aan de orde komen, en afhankelijk van de leeftijd door de cliënt of diens ouders worden ingevuld. Voor het tweede domein kan alleen de HoNOSCA worden gebruikt, een door de