Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Anders kijken naar persoonlijkheidsproblematiek

Waarom dit onderzoek?
Het huidige systeem om persoonlijkheidsstoornissen vast te stellen kent veel beperkingen, zoals een hoge mate van comorbiditeit, veel variatie binnen de diagnose en arbitraire afkappunten. Er werd vanuit de DSM-5 werkgroep een Alternatief Model voor Persoonlijkheidsstoornissen (AMPD) ontwikkeld, met als doel de klinische bruikbaarheid verbeteren. Dit is een model waarbij een persoonlijkheidsstoornis gedefinieerd wordt als A) beperkingen in zelf- en interpersoonlijk functioneren (persoonlijkheidsfunctioneren) en B) één of meer pathologische persoonlijkheidstrekken. Vernieuwend aan het model is dat criterium A de kern samenvat van wat persoonlijkheidsproblematiek is. Alle mensen met persoonlijkheidsstoornissen hebben beperkingen op het gebied van het zelf (identiteit, zelfsturing) en in contact met de ander (empathie, intimiteit). Het is een grote verschuiving: van een model dat hoofdzakelijk gebaseerd is op gedragskenmerken naar een model dat meer de onderliggende kwetsbaarheid in kaart probeert te brengen. Daarnaast is het een dimensioneel model waarin (alle) mensen vallen op een schaal van gezond tot zeer ernstig beperkt; er is dus een ernstmaat toegevoegd.
Er was onderzoek nodig om het model echt te kunnen gaan gebruiken. We zijn begonnen met het ontwikkelen van instrumenten om het persoonlijkheidsfunctioneren in kaart te brengen. Daarna hebben we het huidige classificatiemodel met het AMPD vergeleken: 1) Komen beide modellen tot dezelfde classificatie? 2) Welk model voorspelt beter hoe cliënten op lange termijn functioneren? En 3) Welk model wordt door cliënten als bruikbaarder ervaren?

Wat zijn je belangrijkste conclusies?

Het interview (STiP 5.1) en de vragenlijst (LPFS-BF 2.0) die we ontwikkelden, zijn betrouwbaar en valide, en kunnen zowel bij volwassenen als adolescenten worden afgenomen. Met het AMPD worden bij zowel adolescenten als volwassenen eerder signalen gezien van persoonlijkheidsproblematiek dan met het huidige model. Ook bleek dat het (veel) beter voorspelde hoe cliënten op lange termijn functioneren. Hoe ernstiger de beperkingen (volgens het AMPD), hoe slechter cliënten op lange termijn in het dagelijks leven functioneerden en hoe meer klachten zij hadden. Wat betreft klinische bruikbaarheid ontdekten we dat cliënten geen voorkeur hadden voor een van beide modellen. Een interessante bijbevinding was dat de relatie met de intaker belangrijk was voor hoe bruikbaar cliënten een intake vonden. Behandelaren hadden wel enige voorkeur voor het AMPD.

Wat heeft de praktijk eraan?

Zowel cliënten als behandelaren ontvangen het AMPD goed en we hebben betrouwbare instrumenten ontwikkeld. We hebben aanwijzingen dat het ons meer informatie geeft over de prognose en gevoeliger is voor het opmerken van persoonlijkheidsproblematiek bij adolescenten en volwassenen. Daarmee biedt het een aantal voordelen ten opzichte van het huidige classificatiesysteem; in de toekomst wordt het AMPD waarschijnlijk steeds meer de reguliere manier van werken bij het vaststellen van persoonlijkheidsproblematiek.