Op 21 okt. jl. kwam het boek ARFID bij kinderen, jongeren en volwassenen - Diagnostiek en behandeling uit. Behandelaren in de GGZ vinden hier de praktische handvatten voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met een vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID). Stap voor stap word je begeleid door het diagnostiek- en behandelproces om effectief te werken met kinderen, jongeren en volwassenen die lijden aan dit ernstige eetprobleem. Wij stelden Sandra Mulkens, een van de auteurs van het boek, een aantal vragen.
In het boek worden actuele wetenschappelijke inzichten gecombineerd met praktijkvoorbeelden en beschrijvingen van de verschillende verschijningsvormen van ARFID. Het is het eerste Nederlandstalige boek voor hulpverleners die met ARFID werken.
Sandra Mulkens: ‘Zo’n boek bestond hier nog niet, maar er was wel grote behoefte aan. Het boek is heel compleet, omdat het zowel over screening en diagnostiek als over behandeling gaat en daarbij gebruik maakt van veel voorbeelden en casuïstiek. Daarbij hebben we getracht zoveel mogelijk aspecten mee te nemen die behandelaars kunnen tegenkomen, zoals het onderscheiden van ARFID van andere problematiek maar ook comorbiditeit, en hebben we aandacht voor alle leeftijdsgroepen.’
Klachten van patiënten met ARFID
ARFID betekent niet dat je (als kind, tijdelijk) alleen pannenkoeken of spaghetti kan eten. Het selectieve eten moet aanhoudend zijn, en ook samenhangen met ernstige lichamelijke en/of psychosociale gevolgen.
Sandra:’ Een heel groot deel van de kinderen heeft ooit in het jonge leven een fase waarin ze heel selectief zijn. Bij de meesten gaat dat gelukkig ook weer over, ofschoon het als heel lastig kan worden ervaren door de ouders. Iemand met ARFID kan echter veel last hebben van lichamelijke gevolgen zoals ondergewicht of ondervoeding, ernstige tekorten (die je niet altijd op korte termijn in het bloed kunt aantonen overigens) die maken dat mensen niet goed kunnen functioneren, snel moe zijn, of duizelig. Soms zo erg dat er supplementen nodig zijn of zelfs sondevoeding. Maar ook psychische klachten; eenzaamheid, stemmingsproblemen, angst en niet deel kunnen nemen aan sociale activiteiten zijn vaak gehoorde gevolgen van eetproblemen zoals ARFID.’
Drie profielen
In de DSM-5 worden 3 profielen genoemd die de aanleiding zijn voor de restrictie en/of selectiviteit:
1) sensorische gevoeligheid (voorkeur voor eten van bepaalde geur, kleur, textuur, uiterlijk; bijv. stukjes in eten of bepaalde texturen niet kunnen verdragen).
2) verlies van interesse in eten (snel vol zitten, vergeten te eten, geen hongerprikkel voelen).
3) zorgen over de aversieve gevolgen van eten (bijv. angst om te slikken, stikken, buikpijn, overgeven, allergische reacties). Mensen kunnen zich ook in meer dan 1 van deze profielen herkennen.
Sandra: ‘De bovenstaande profielen geven al enigszins de aanleiding aan voor het weinige of selectieve eten. Iemand kan bijvoorbeeld geboren worden met een lage hongerprikkel of is van nature al gevoeliger dan andere mensen voor bepaalde structuren. Of iemand heeft een nare gebeurtenis meegemaakt zoal ernstig verslikken of moeten overgeven. Sensorische gevoeligheid en hongerprikkels of gevoeliger