In de praktijk worden ouders en kinderen meestal los van elkaar behandeld. Eerder onderzoek laat zien dat kinderen van ouders met mentale problemen twee keer zo vaak klachten ontwikkelen. Jonge kinderen zijn extra kwetsbaar. Volgens Stolper mis je een stuk van de puzzel wanneer je alleen de volwassene óf het kind behandelt. ”Gezinsgericht behandelen helpt ouders en kind om negatieve interacties en patronen te doorbreken”, vertelt de psycholoog. ”Toch richt de behandeling zich in de praktijk nu vaak op de klacht bij een individu, omdat de systemen in de GGZ zo zijn ingericht. Dat leidt tot contextblindheid.”
De sociale context
De onderzoeker benadrukt dat mentale problemen vaak ontstaan in combinatie met de sociale context. Maar wat als je die sociale context, inclusief de gezinssituatie, meeneemt in de behandeling? Dat is de centrale vraag in het proefschrift van Stolper, die ook werkzaam is als klinisch psycholoog bij Dimence Groep. Ze keek naar het effect van Contextueel Behandelen, een geïntegreerde gezinsgerichte aanpak in de GGZ. In plaats van alleen de volwassene of het kind te behandelen, richt deze aanpak zich op het hele gezin: de psychische klachten van de ouder, de ouderlijke rol, het jonge kind en de ouder-kindrelatie. Daarnaast is het belangrijk om maatschappelijke stressfactoren aan te pakken, wat een nauwe samenwerking met andere organisaties vereist.
Video-observaties laten progressie zien
Om de succesfactoren van deze aanpak te onderzoeken, werden verschillende interviews afgenomen met behandelaars en ouders. Bijzonder aan het onderzoek is het gebruik van video-observaties. Deze zijn gebruikt als onderdeel van de behandeling én geanalyseerd om progressie te meten. Hieruit kwam duidelijk naar voren dat de kwaliteit van de ouder-kind interactie verbeterde. De uitkomsten van de vragenlijsten en de interviews laten een toegenomen tevredenheid zien bij de ouders over hun relatie met hun kind, evenals het vertrouwen in hun ouderschap. Bovendien bleken ouders beter in staat zich te verplaatsen in hun kind.
Al deze aspecten beschermen volgens Stolper de mentale gezondheid van zowel ouder als kind. Een mooi succesvoorbeeld is het gezin met de opvliegende vader. Het gezin werd voor het onderzoek meermaals gefilmd. ”Toen de vader de beelden terugzag, realiseerde hij zich dat hij zijn zoontje constant aan het sturen was en hem heel weinig ruimte gaf”, vertelt Stolper. ”Hij leerde zich meer in zijn zoon te verplaatsen en kreeg meer controle over zijn boosheid.”
”De GGZ kan de intergenerationele overdracht van mentale problemen helpen voorkomen” Hanna Stolper
Behandeling is geen ‘wasstraat’
Deze gezinsgerichte aanpak leidde op groepsniveau tot significante verbetering, maar vraagt in de praktijk wel een andere manier van werken. Zo is een gezinsgerichte focus van alle betrokken hulpverleners nodig. Dat vereist overleg tussen de behandelaars van zowel volwassenen- als jeugd-GGZ. Ook is een zekere flexibiliteit nodig om maatwerk te kunnen bieden. Stolper: ”De vader gaf dit aan met een treffende metafoor. Hij was bang dat de behandeling zou voelen als ‘door een wasstraat gaan’ waar het programma vooraf wordt bepaald. ‘Er werd juist steeds opnieuw gekeken naar wat er op dat moment nodig was voor mij, mijn kind en ons hele gezin’, vertelde hij.”
Natuurlijk zijn er ook uitdagingen bij deze manier van behandelen. Jeugd- en volwassenzorg zijn in de GGZ doorgaans verschillende organisaties met eigen werkprocessen, taal en therapeutische visie. Deze aanpak vraagt een cultuurverandering, oftewel een ommekeer van individuele naar contextgerichte benadering. De werkdruk en de wachtlijsten in de GGZ zijn hoog. Stolper: ”Onze ervaring is dat de behandeling op deze manier vaak ook juist sneller kan gaan. Ouderschap is vaak een krachtige motivator om van een behandeling te willen profiteren. En belangrijker: de GGZ kan de intergenerationele overdracht van mentale problemen helpen voorkomen.”
Bron: eur.nl