In de zorg voor jongeren met een psychiatrische crisis zijn vier keer zoveel meisjes als jongens. Hoe kan dat? Hebben jongens minder psychische problemen dan meisjes? Waarschijnlijk is er iets anders aan de hand.
‘Zijn er altijd zoveel meisjes op jullie crisisafdeling?’, vroeg een nieuwe medewerker op de High Intensive Care Jeugd (HIC-J). De vraag resulteerde in een retrospectieve analyse van onze data. De HIC-J van Herlaarhof in Vught biedt zorg aan jongeren tussen twaalf en achttien jaar in een psychiatrische crisissituatie, tijdens een kortdurende opname (gemiddeld acht dagen). Veelal vanwege suïcidaliteit, vaak in combinatie met emotieregulatieproblematiek, zoals moeite met het herkennen, accepteren en uiting geven aan emoties. Er wordt een breed scala aan diagnoses gezien, zoals autismespectrumstoornis, stemmingsstoornis, posttraumatische stressstoornis, anorexia nervosa, psychose, systeemproblematiek of persoonlijkheidsscheefgroei. En wat blijkt? Op basis van de cijfers van 2020, 2021 en 2022 (n = 433) gaat het bij grofweg vier van de vijf opnames om meisjes (uitgaande van het geboortegeslacht). En niet alleen bij ons, ook bij gelijkwaardige afdelingen. Waar zijn de jongens met een psychiatrische crisis gebleven? Mogelijk spelen de volgende factoren een rol.
Boer et al. (2022) rapporteerden dat meisjes aanzienlijk meer mentale problemen hadden dan jongens, maar de vragen uit dit onderzoek zijn gericht op het beschrijven van trends in gezondheid en welzijn en zijn dus geen diagnostisch middel voor psychiatrische problematiek. Biologische verschillen dan? Die verklaring is waarschijnlijk te beperkt. Voor een vollediger beeld zullen we ook naar andere factoren moeten kijken, bijvoorbeeld gender, zoals de sociologie dat definieert. Genderidentiteit, de mate waarin een individu zichzelf mannelijk of vrouwelijk vindt, het zelfbeeld, valt niet per se samen met het biologische aspect. De ontwikkeling van genderidentiteit vindt onder meer plaats via leerprocessen waarbij ouders en verzorgers, maar ook culturele aspecten van belang zijn (Amelsvoort en Mens-Verhulst 2018). Maatschappelijke verwachtingen kunnen ook leiden tot stereotiepe voorstellingen, en verwachtingen en acceptatie van gedrag is soms genderafhankelijk (Althoff et al. 2019). Deze genderverschillen zien we ook op het vlak van mentale gezondheid. Zo zijn afhankelijkheid en angst meer kenmerkend voor traditionele vrouwelijkheid, maar worden druk gedrag en agressiviteit eerder toegeschreven aan mannelijkheid (Amelsvoort en Mens-Verhulst 2018). Het meer of minder voorkomen van bepaalde ziektebeelden bij mannen en vrouwen, een zogenoemde genderbias dus, is aangetoond bij onder andere een antisociale persoonlijkheidsstoornis,een stemmingsstoornis, een eetstoornis, schizofrenie en een posttraumatische stressstoornis (Garb 2021).
Internaliserend vs. externaliserend
Volgens Mazerolle (1998) zijn dergelijke genderverschillen te verklaren