De Jeugdwet dreigt te mislukken door gebrekkigheid van het stelsel. De logica van markt en bureaucratie verdringen die van de professie.
Illustratie: Jedi Noordegraaf
De uitvoering van de Jeugdwet uit 2015 dreigt op belangrijke onderdelen te mislukken, aldus verschillende evaluatierapporten. De problemen zijn zelfs zo ernstig dat het maatschappelijk en politiek draagvlak voor de Jeugdwet zienderogen afbrokkelt. Toch zijn ze wel te verklaren. De drie ‘partijen’ die de Jeugdwet uitvoeren (1. professionals, 2. organisaties die marktwerking voorstaan en 3. ‘de bureaucratie’ die om verantwoording vraagt) zijn van elkaar afhankelijk, maar conflicteren tegelijkertijd. Is er een uitweg?
Reden voor herziening van de eerdere Wet op Jeugdzorg uit 2005 was een te hoge druk op gespecialiseerde jeugdzorg, onvoldoende samenwerking, medicalisering en te hoge kosten. De Jeugdwet van 2015 moest het stelsel vereenvoudigen en goedkoper maken. Het resultaat: grote regionale verschillen in aanbod en beschikbaarheid van jeugdhulp, toename van de zorgvraag (10% van alle jongeren), lange wachtlijsten, tekort aan specialistische zorg, sterke toename van de uitgaven en minder ruimte voor zorgprofessionals om passende zorg te verlenen (Friele et al. 2018; Ministerie van VWS 2021a; SER 2021).
Hoe professionals, markt en bureaucratie elkaar in de houdgreep houden, laat zich het best illustreren aan de hand van een voorbeeld. Een zorgprofessional belt een jeugd-GGZ-instelling elders in het land met de vraag om een opnameplek voor een minderjarige met een eerste psychose. Naasten zijn uitgeput; ambulante (poliklinische) zorg is ontoereikend en in de eigen regio is geen bed beschikbaar. Inhoudelijk is er overeenstemming en conform de Jeugdwet dient de opname bekostigd te worden door de gemeente waar de jongere woont. Deze weigert, waardoor de jongere niet wordt opgenomen.
De logica van de professional is duidelijk: zijn drijfveer is iedere jeugdige en zijn naasten zo goed mogelijk helpen en goede zorg leveren (Freidson 2001). De professional combineert daarvoor kennis met de wens van de individuele jeugdige en naasten en bepaalt vervolgens, in samenspraak met zijn cliënt, het zorgbeleid. Maar om vakinhoudelijke keuzes te maken, heeft de professional sinds de invoering van de Jeugdwet vaak toestemming nodig van financiers (gemeenten). Hierdoor ontstaat frictie tussen de uitgangspunten van de professional en die van de bureaucratie – zie het voorbeeld – en dat is in tegenspraak met de doelstelling ‘meer ruimte te bieden voor professionals’ (Friele et al. 2018).
In de logica van de markt staat de vraag van de patiënt centraal en op basis daarvan richt een organisatie zijn aanbod in. Wendbaar en snel kunnen inspelen op een veranderende vraag dragen bij aan de levensvatbaarheid