De voorzitter van de Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) Joanne Mouthaan begrijpt dat de maatschappelijke bereidheid om iets te doen voor Oekraïense vluchtelingen groot is. Maar daarbij is de kans ook groot dat de hulpverleners in valkuilen vallen. “De afgelopen decennia hebben we kunnen leren van verschillende grote rampen, waaronder de Bijlmerramp”, vertelt Mouthaan. Daardoor bleek dat het niet hielp om met de getroffenen te praten over de traumatische gebeurtenis. “Sterker nog, een deel van die groep lijkt als gevolg van die aanpak juist problemen te ontwikkelen.”
Het is daarom vooral belangrijk dat de mensen in de omgeving van Oekraïense vluchtelingen weten dat acute stress in deze fase normaal is, zegt Mouthaan. “In deze fase kan je ook geen PTSS-diagnose stellen en is traumahulp niet wenselijk.” Mensen kunnen de vluchtelingen wel helpen, maar moeten daarbij vooral geduldig zijn: laagdrempelig steun bieden en “er zijn”.
Mouthaan is universitair docent aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek richtte op de effecten van psychologisch trauma. Ze adviseert om vooral de “natuurlijke veerkracht” van de Oekraïense vluchtelingen aan te spreken en de sociale contacten in te zetten van de vluchtelingen. Voor de meeste mensen zal dat voldoende zijn. Dan nemen de stressklachten na een aantal weken af. Degenen die klachten houden, kunnen dan alsnog traumahulp krijgen.
Bron: ANP