Snel de ernst van probleemgedrag inschatten en beslissen wat de juiste hulp is voor jeugdigen en hun ouders kan behoorlijk lastig zijn. De Beslisboom Ernstige Gedragsproblemen is ontworpen om professionals en ouders daarbij te ondersteunen. Hoe kwam het instrument tot stand? En nog belangrijker: werkt het in praktijk?
Ernstig probleemgedrag van een kind of jongere is een van de belangrijkste redenen dat ouders en jeugdigen in aanraking komen met jeugdhulp. Van jeugdhulpprofessionals wordt vervolgens verwacht dat zij het probleemgedrag herkennen en passende hulp bieden of adviseren. De (recentelijk herziene) Richtlijn ‘Ernstige Gedragsproblemen’ (De Lange e.a., 2018)1 biedt hierbij ondersteuning. Desondanks vinden jeugdhulpprofessionals het niet altijd eenvoudig om in hun gesprek met ouders en jongeren probleemgedrag (snel) in kaart te brengen. Bijvoorbeeld omdat ze niet altijd de juiste vragen paraat hebben, maar ook omdat het voor ouders een lastig gesprek kan zijn. Dat kan komen doordat zij het problematische gedrag van hun kind niet als zodanig herkennen, doordat ze het moeilijk vinden om erover te praten of door de problemen die zij er zelf mee hebben. Ook de keuze welke hulp het meest passend is, is niet altijd eenvoudig. Hoe maak je in goede dialoog met ouders en jeugdige de inschatting of problemen licht, matig of ernstig zijn? En wat zijn in deze gevallen passende vormen van hulp? (Zie ook de Richtlijn ‘Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp’, Bartelink, e.a., 2017).
De interventies die in de Richtlijn ‘Ernstige Gedragsproblemen’ worden genoemd, zijn erkende interventies die in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) zijn opgenomen. Deze databank bevat maar liefst 39 erkende interventies voor gedragsproblemen. Die hoeveelheid maakt de keuze lastig. Daarnaast beïnvloeden andere factoren het kiezen van de best passende interventie, zoals persoonlijke voorkeuren voor interventies, geringe beschikbaarheid vanwege wachtlijsten of omdat interventies niet altijd in het aanbod van de jeugdhulporganisatie, de gemeente of regio zijn opgenomen (box 1). Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van en onderzoek naar een instrument dat professionals en gezinnen ondersteunt bij het nemen van beslissingen over inzet van hulp bij ernstige gedragsproblemen: de Beslisboom ‘Ernstige Gedragsproblemen’.
De Beslisboom ‘Ernstige Gedragsproblemen’ biedt niet alleen ondersteuning bij het samen inventariseren en bespreken van datgene waar het gezin tegenaan loopt, maar ook bij het gezamenlijk opstellen van een hulpplan. Het instrument maakt een onderscheid tussen gedragsproblemen en verschillende problemen die hieraan ten grondslag kunnen liggen of ermee samenhangen. Wanneer is vastgesteld dat sprake is van ernstige gedragsproblemen (box 2), kijkt de jeugdprofessional samen met het gezin wat de verklarende factoren zijn voor deze gedragsproblemen en hoe deze het beste kunnen worden beïnvloed. De jeugdprofessional inventariseert op deze manier niet alleen wat er aan de hand is, maar geeft ook uitleg over het ontstaan en voortbestaan van gedragsproblemen (psycho-educatie). Deze uitleg en de gezamenlijke zoektocht en besluitvorming dragen bij aan een grotere motivatie voor het ontvangen van hulp.
Stap voor stap kiezen
De beslisboom start met vijf verschillende beslisvragen. Op de startkaart (figuur 1) zijn de verschillende beslismomenten in het besluitvormingsproces schematisch weergegeven. De eerste vraag is of er eigenlijk spráke is van gedragsproblemen. Als dit het geval is, wordt de ernst van dit gedrag in kaart gebracht. Bij kleine of matige problemen wordt geadviseerd opvoedondersteuning te geven die is gebaseerd op werkzame elementen en het effect na drie maanden te evalueren. Mochten de problemen na drie maanden nog bestaan of verergerd zijn, dan kan met ondersteuning van de beslisboom nagegaan worden wat vervolgstappen zijn. Bij ernstige problematiek wordt eerst beoordeeld of er sprake is van crisis. Zo nee, dan wordt de beslisboom verder doorlopen. De volgende stap is na te gaan of in het gezin andere problemen zijn die hulp gericht op de gedragsproblemen onmogelijk maakt. Is dat niet zo, dan wordt gekeken of er nog andere kindgebonden problemen zijn. De jeugdprofessional beoordeelt in overleg met ouders, maar ook met collega’s, of eerst hulp nodig is voor andere problemen, of de hulp voor gedragsproblemen en die voor andere problemen tegelijkertijd moeten starten, of dat eerst hulp wordt ingezet voor de gedragsproblemen. Wanneer op basis van voorgaande stappen wordt besloten dat hulp bij gedragsproblemen zal worden ingezet, wordt aan de hand van de leeftijd van het kind gezamenlijk nagegaan welke instandhoudende factoren aanwezig zijn bij het kind, het gezin of de omgeving. Daarna wordt gezamenlijk besloten welke interventie wordt ingezet en welke kernelementen daarbij vooral aandacht behoeven. Er zijn besliskaarten voor de leeftijdscategorieën 2-7, 8-12 en 12-18 jaar. In de beslisboom zijn alleen erkende interventies opgenomen en staan interventies met het sterkste bewijs voor effectiviteit als eerste keuze. Elk beslismoment binnen de beslisboom wordt toegelicht in een bijbehorende handleiding (De Lange e.a., 2019) en is gebaseerd op de Richtlijn ‘Ernstige Gedragsproblemen’.
Praktijkonderzoek
Het praktijkonderzoek naar de toepassing van de eerste versie van de beslisboom bestond uit werksessies met professionals en panelsessies met professionals en ouders. De werksessies hadden tot doel om goed in beeld te krijgen of deze eerste versie van de beslisboom voldoende aansloot bij de werkwijze van jeugdhulpprofessionals. In de panelsessies zijn de aanpassingen volgend uit de werksessies geëvalueerd en geoptimaliseerd.
Het is zeer waardevol dat professionals en ouders meewerken aan het ontwikkelen van instrumenten of werkwijzen die voor hen bedoeld zijn. Instrumenten of werkwijzen sluiten zo beter aan bij de kennis, vaardigheden en taakopvatting van de professionals. De betrokkenheid is groter en professionals krijgen er vertrouwen in dat cliënten tevreden zijn met de werkwijze en dat zij er hun medewerking aan willen verlenen. Daarnaast kan de inbreng van professionals en ouders ervoor zorgen dat de aantrekkelijkheid van de werkwijze (vormgeving, taalgebruik enz.) beter aansluit bij de verschillende doelgroepen. Deze factoren vergroten ook implementatiesucces (Fleuren e.a., 2002; Grol & Wensing, 2006).
De eerste versie van de beslisboom en de handleiding zijn ter beoordeling aan 28 professionals voorgelegd. Deze professionals waren werkzaam in het voorveld van de jeugdhulpverlening (Centrum voor Jeugd en Gezin, Ouder-KindTeam, jeugdteam). De professionals waren hbo- (n = 10) en wo- (n = 18) geschoold. Het merendeel had een achtergrond in de (ortho)pedagogiek (n = 19). Het merendeel van de professionals had ervaring met verschillende leeftijdsgroepen (2 t/m 7 jaar: n = 14; 8 t/m 12 jaar: n = 18; 12 t/m 18 jaar: n = 20). De meeste professionals hadden 2 tot 5 jaar (n = 15) of meer dan 5 jaar (n = 10) ervaring met besluitvorming rond gedragsproblemen.
Deelname aan het onderzoek duurde één dag. Gedurende deze dag werkten professionals uit eenzelfde organisatie of team in een groep van vier of vijf op verschillende manieren eerst zonder en daarna met de beslisboom. In totaal hebben zes verschillende teams uit verschillende delen van het land (stedelijk en niet-stedelijk) geparticipeerd.
Beslisboom helpt ook bepalen wat de juiste volgorde is
’s Ochtends is gestart met een toelichting op het doel van de beslisboom en het onderzoek. Na een korte introductie kregen de professionals vier verschillende casussen voorgelegd. Over de eerste drie casussen zijn vragen gesteld die individueel beantwoord moesten worden. Aan de hand van de casus moest een inschatting van de ernst van de gedragsproblemen worden gemaakt en bepaald worden of de casus voldoende informatie bood om tot besluitvorming of advies te komen. De vierde casus is door de professionals in een rollenspel uitgespeeld. De middag startte met een uitgebreide uitleg over de beslisboom en de handleiding. Vervolgens zijn dezelfde casussen als ’s ochtends geëvalueerd, maar moest de beslisboom worden gebruikt om de vragen over de inschatting van de ernst te beantwoorden en tot een advies te komen. Daarbij lag de nadruk vooral op de verschillen in beoordeling ten opzichte van de ochtend (zonder beslisboom). Ook is gevraagd of met de beslisboom een ander advies zou worden gegeven. De vierde casus is ’s middags nog eens in een rollenspel uitgespeeld. De opdracht was om op basis van de casusinformatie gezamenlijk tot een advies te komen. ’s Ochtends zonder kennis van de beslisboom en ’s middags met deze kennis. Gezamenlijk is hierna kort geëvalueerd of het gesprek anders verliep met gebruik van de beslisboom en of men de beslisboom ook in het dagelijks leven – zonder of met aanpassingen – in besluitvormingsgesprekken zou gebruiken.
De casussen die in het onderzoek zijn gebruikt, zijn bestaande geanonimiseerde casussen die de onderzoekers bij (niet aan het onderzoek deelnemende) professionals hebben opgevraagd. De (hoeveelheid) informatie die in de casus gepresenteerd werd, was daarbij vergelijkbaar met de informatie die normaal beschikbaar is. Plenair zijn de volgende vragen behandeld: ‘Lukte het om de beslisboom te doorlopen?’, ‘Wat is de meerwaarde van het gebruik van de beslisboom?’, ‘Wat is de meerwaarde van het noemen van de werkzame elementen?’ en ‘Wat zou nog aan de beslisboom verbeterd kunnen worden?’ Ten slotte is de System Usability Scale (SUS) ingevuld om de gebruiksvriendelijkheid van de beslisboom te beoordelen. De SUS (Brooke, 1996) is een betrouwbare en eenvoudig in te vullen vragenlijst voor het beoordelen van bijvoorbeeld vragenlijsten, applicaties of werkwijzen.
Professionals geven aan dat ze zich met de beslisboom veel meer richten op het vaststellen van de ernst van de gedragsproblematiek. Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk, omdat de eerste stap in de beslisboom gericht is op het bepalen van de ernst. Het merendeel van de deelnemers (n = 21) geeft aan dat de beslisboom ook echt ondersteunt bij het bepalen van de ernst van de problematiek en leidt tot een meer objectieve beoordeling van de ernst. Door negen professionals wordt de ernst van de problemen met de beslisboom als ernstiger beoordeeld dan eerst. De overige professionals beoordelen de ernst (ongeveer) hetzelfde.
Gesprekskaarten bieden inzicht in ernst van problemen
Ongeveer de helft van de professionals (n = 13) vindt dat de beslisboom – met de handleiding erbij – goed te doorlopen is. Tien professionals vinden dit deels het geval en twee vinden de beslisboom moeilijk te doorlopen. Het goed kunnen doorlopen van de beslisboom hangt af van de (informatie die voorhanden is in de) casus, het blijven ‘hangen’ in de diagnostiek (meer aanvullende informatie willen verzamelen) of het ontbreken van informatie of onduidelijkheid in de handleiding. Er was behoefte aan meer informatie in de handleiding om de ernst te bepalen en te bepalen wanneer bij welke ouder- en gezinsproblemen eerst hulp op deze gebieden moet worden ingezet.
Alle professionals geven aan dat zij zonder beslisboom onvoldoende informatie hebben om tot een advies te komen. Het advies dat uiteindelijk wordt gegeven, is meestal dat men nog meer aanvullende informatie wil verzamelen. Gemiddeld hebben zij nog vier vragen om aanvullende informatie. Met ondersteuning van de beslisboom geven 24 van de 28 deelnemers aan dat de casussen wel voldoende informatie bieden om direct tot een advies te komen. Dit advies is veel vaker een concreet advies voor hulp of behandeling. Vier deelnemers hebben gemiddeld nog één vraag om aanvullende informatie.
Plus- en minpunten
Het gebruik van de beslisboom heeft volgens de professionals veel pluspunten. Het doorlopen van de beslisboom is een goede check om te kijken of alle noodzakelijke informatie verzameld is, geeft meer structuur aan zowel het denkproces als het gesprek met ouders en jongere, helpt om sneller en beter onderbouwd tot een advies te komen en noopt tot eerder overleg met collega’s. Ook zijn er enkele aandachtspunten. Zo noemen verschillende professionals dat het – ook met de handleiding – niet geheel duidelijk is wanneer het om lichte of matige problemen gaat. Daarnaast is de wens geuit om handvatten toe te voegen over hoe in een gesprek met ouders de ernst van de problemen te bespreken, vooral wanneer de problematiek aanvankelijk wordt onderschat.
Het includeren van de verschillende werkzame elementen in de beslisboom wordt eveneens als grote meerwaarde gezien. Enerzijds geven deze richting op welk gebied hulp of ondersteuning wenselijk is. Anderzijds helpen ze bij zoeken naar de meest passende hulp wanneer een interventie een te zwaar hulpmiddel is of om welke reden dan ook niet (direct) aangeboden kan worden. Men geeft wel aan dat er behoefte is aan meer toelichting hoe en wanneer in gesprek met ouders en jongere de werkzame elementen aan bod kunnen komen.
Over de vraag of de beslisboom wel of niet benut moet worden tijdens het besluitvormingsgesprek met het gezin is plenair gediscussieerd. De beslisboom wordt unaniem beschouwd als een goed hulpmiddel om bijvoorbeeld tijdens het multidisciplinair overleg of in andere overleggen met collega’s te gebruiken. Bovendien helpt de beslisboom om met professionals buiten het jeugdhulpwerkveld (bijvoorbeeld in gesprek met school) tot eenzelfde probleemstelling te komen en om met elkaar ‘dezelfde taal te spreken’. De beslisboom is ook een goed middel om ‘in het hoofd’ alle stappen langs te lopen of als voorbereiding op een besluitvormingsgesprek. Over het (standaard) gebruiken tijdens besluitvormingsgesprekken met ouders en jongeren waren de meningen iets minder eenduidig. Enkele professionals verwachten dat zij dit niet gaan doen, omdat bij de ouders de indruk gewekt kan worden dat de professional niet professioneel genoeg is of omdat bij ouders het gevoel kan ontstaan dat de hulp die hen aangeboden wordt louter gebaseerd is op een routine. Maar tegelijkertijd zeggen zij ook dat dit afhangt van de situatie. Per cliënt zou ingeschat moeten worden of het inzetten van de beslisboom in het gesprek helpend is of niet.
Box 1: Consortia Effectiviteit Psychosociale Interventies Jeugd
Momenteel doen zes consortia op verzoek van ZonMW onderzoek naar hoe de effectiviteit van jeugdinterventies vergroot kan worden.3 De consortia doen onderzoek naar gemeenschappelijke kenmerken van interventies die als werkzaam element aangemerkt kunnen worden en welke van deze werkzame elementen het meest effectief zijn voor welk type probleemgedrag. Dit traject moet kennis opleveren over welke (delen van) interventies wanneer, bij wie en door wie het beste ingezet kunnen worden. De uitkomsten dragen eraan bij dat in de praktijk nog effectiever gewerkt wordt en dat kinderen en gezinnen dus beter geholpen worden.
De beslisboom Ernstige Gedragsproblemen is ontwikkeld door het consortium ‘Externaliserend probleemgedrag bij jongeren’, een samenwerking van de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, het NJi, Pi Research en jeugdhulporganisaties Intermetzo, De Bascule en ’s Heeren Loo. Op basis van meta-analyses, literatuuronderzoek en inventarisaties bij onderzoekers, ontwikkelaars en uitvoerders van interventies en cliënten is de inhoud van erkende interventies die zijn gericht op probleemgedrag geanalyseerd en zijn zowel factoren die dit probleemgedrag in stand houden als de werkzame elementen die deze factoren positief kunnen beïnvloeden gedestilleerd. Voor een wetenschappelijke onderbouwing zie Menting e.a., 2019. Op basis van deze kennis hebben wetenschappers, professionals en cliënten beoordeeld welke stappen in het besluitvormingsproces essentieel zijn om tot een gezamenlijk advies voor hulp te komen. Tezamen vormden deze ingrediënten de basis van de beslisboom.
Box 2: Ernstige gevolgen
Ernstige gedragsproblemen kunnen nadelige gevolgen hebben voor zowel de jeugdige en het gezin, als de bredere omgeving. Deze problemen kunnen leiden tot een verstoorde emotionele, cognitieve en sociale ontwikkeling. Kinderen en jongeren met ernstig probleemgedrag hebben bijvoorbeeld een grotere kans op schooluitval of werkloosheid, om met politie of justitie in aanraking te komen of om in een sociaal isolement te komen (de Lange, e.a., 2018; Loeber & Burke, 2011). Daarnaast zijn ernstige gedragsproblemen in de (vroege) jeugd een voorspeller voor gedrags- en emotionele problemen in de late adolescentie en de volwassenheid (Hofstra e.a., 2002; Reef e.a., 2010). Ernstig probleemgedrag kost de maatschappij bovendien veel geld. Denk aan hulp aan en behandelingen voor jeugdigen, hun gezin en mogelijke slachtoffers, aan politie- en justitieoptreden en aan herstel na vandalisme.
Gebruiksvriendelijkheid
Op basis van de input uit de werksessies zijn verschillende aanpassingen doorgevoerd. De meeste betroffen kleine inhoudelijke en tekstuele aanpassingen in de handleiding en een actualisatie van de lijst erkende interventies. De belangrijkste aanpassing is de toevoeging van gesprekskaarten om verschillende onderdelen uit de beslisboom gemakkelijker met ouders en jongeren te bespreken, zowel tijdens het gesprek als ter voorbereiding. Er zijn vier gesprekskaarten ontwikkeld om aan de hand van concrete vragen samen met ouders beter inzicht in de ernst van de problemen te krijgen. Daarnaast zijn voor de verschillende leeftijdscategorieën gesprekskaarten gemaakt om samen te kijken welke instandhoudende factoren een rol spelen en hoe deze instandhoudende factoren verminderd kunnen worden door werkzame elementen in te zetten. Deze gesprekskaarten hebben een oranje voorkant waarop steeds één instandhoudende factor genoemd (zie voor een voorbeeld figuur 2). Op de groene achterkant staan vervolgens tips voor effectieve hulp (de werkzame elementen). In de aangepaste handleiding worden alle gesprekskaarten uitgebreid toegelicht.
In twee panelsessies – één met vier ouders en één met acht professionals – is gekeken of de gesprekskaarten aan hun doel voldoen: meer gezamenlijk inzicht in de ernst van de problematiek krijgen, dit meer gezamenlijk bespreken en meer gezamenlijk zoeken naar oplossingen. De panelouders hadden alle vier een of meer (pleeg)kinderen met matige tot ernstige gedragsproblematiek. De ouders is onder meer gevraagd of de begrippen op de gesprekskaarten duidelijk waren, of het wenselijk is om bepaalde specifieke termen, zoals ‘ernstig’, wel of niet te gebruiken, of de juiste vragen werden gesteld, of er nog suggesties voor verbetering van de vormgeving waren en of zij het wel of niet prettig zouden vinden om de kaarten op tafel te hebben tijdens een gesprek met de professional. Aan de panelprofessionals – allen werkzaam als jeugdconsulent bij een jeugdteam – is gevraagd of het taalgebruik en de woordkeuze aansluit bij de cliënten met wie ze werken, of er vragen ontbreken, of de gesprekskaarten van meerwaarde zijn in het gesprek met ouders, of ze de kaarten zelf zouden gebruiken en hoe ze kaarten zouden gebruiken. De panelsessies met ouders en professionals duurden respectievelijk 1,5 en 2,5 uur.
Aan de hand van de opmerkingen van de panelouders zijn er verschillende kleine wijzigingen in woordkeuze doorgevoerd en zijn enkele vragen anders geformuleerd (bijvoorbeeld de vraag: ‘Het lukt de leerkracht niet goed meer om complimenten te geven en hij/zij geeft regelmatig straf’ is opgesplitst in twee aparte vragen). Op advies van de panelouders zijn in de handleiding ook handvatten opgenomen hoe verschillende tips op de groene kant van de gesprekskaarten geconcretiseerd kunnen worden. Panelouders gaven bovendien aan dat in het gesprek vooral ook de positieve vragen niet overgeslagen moet worden (‘Wat is er leuk aan uw kind?’, ‘Wat zijn de sterke kanten van uw kind en gezin?’). Daarnaast hebben professionals verschillende suggesties gegeven hoe bepaalde vragen op een andere manier gesteld konden worden, welke aanvullende vragen nog gesteld konden worden en welke vragen huns inziens extra benadrukt moesten worden. Waar mogelijk zijn deze vragen op de gesprekskaarten aangepast. De overige suggesties zijn in de handleiding opgenomen.
Ook aan de vormgeving zijn enkele aanpassingen gemaakt. Zo zijn de ernstschalen die eerst visueel ondersteund werden met kleuren lopend van groen naar rood veranderd in een kleurenschaal met verschillende groentinten (lopend van licht naar donker), omdat zowel panelouders als professionals de kleur rood erg negatief vonden. Panelouders en professionals denken dat het ondersteunend is om de gesprekskaarten in besluitvormingsgesprekken te gebruiken. Ouders vinden de voorbeelden op de kaarten herkenbaar en vinden het prettig een overzicht te krijgen van onderdelen van effectieve hulp. Ook vinden ze het prettig dat kaarten letterlijk weggelegd worden wanneer die niet van toepassing op hen zijn. Zij hebben tot slot behoefte aan een overzicht van de kaarten, zodat zij na het gesprek terug kunnen zien wat er besproken is. Panelouders en professionals benadrukken het belang van een goede introductie bij de gesprekskaarten en de beslisboom, zodat niet het gevoel ontstaat dat professionals niet voorbereid genoeg zijn of cliënten zich onvoldoende persoonlijk gehoord voelen.
Blij met het resultaat
Het onderzoek laat zien dat professionals uit het voorveld van de jeugdhulpverlening enthousiast zijn over de beslisboom en de gesprekskaarten. Het gebruik van de beslisboom lijkt ertoe te leiden dat er sneller in het proces een advies voor hulp of behandeling komt. Met name ouders vinden dit een belangrijke meerwaarde, omdat zij bij ernstige gedragsproblemen vaak zeer verlegen zitten om hulp en gefrustreerd raken van langdurige diagnostische trajecten. Bovendien geeft het gebruik van de beslisboom ondersteuning bij of bevestiging van het denkproces en de besluitvorming. De gesprekskaarten geven in gesprekken met ouders en jongeren praktische handvatten bij zaken als hoe vragen te stellen, hoe problemen te bespreken en hoe oplossingen te zoeken. Tezamen vergemakkelijken ze het proces van gedeelde besluitvorming.
De uitkomsten van de SUS laten tevens zien dat de beslisboom gebruiksvriendelijk is. Bijna alle deelnemers aan het onderzoek zeggen de beslisboom ter voorbereiding op besluitvormingsgesprekken of tijdens overleg met collega’s te willen gaan gebruiken. Of de beslisboom ook inderdaad tijdens besluitvormingsgesprekken gebruikt gaat worden, is volgens professionals afhankelijk van de situatie en de cliënt. Bij twijfels en complexe problematiek wordt jeugdhulpprofessionals geadviseerd te overleggen met een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist (Matthys, 2019). De beslisboom (het stroomdiagram) is inmiddels onderdeel van de Richtlijn ‘Ernstige Gedragsproblemen’.
Het overzicht van de kaarten biedt ouders prettig houvast
Tot slot, het huidig onderzoek is een sprekend voorbeeld van hoe ontwikkelaars, onderzoekers, praktijkprofessionals en cliënten tot een gezamenlijk gedragen nieuw(e) instrument of werkwijze komen. Dit kan een grote stimulans zijn in een implementatietraject en vergroot de kans op het daadwerkelijk benutten van zo’n instrument of werkwijze. Een korte training, zoals de professionals in het huidig onderzoek ook voorstellen, kan hieraan bijdragen.
Literatuur
-
Bartelink, C. Meuwissen, I., & Eigenraam, K. (2017). Richtlijn Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp bij jeugdhulp en jeugdbescherming. Utrecht: Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen.
-
Brooke, J. 1996. SUS: A “quick and dirty” usability scale. In P.W. Jordan, T.B.A. Weerdmeester & I.L. McClelland (Eds), Usability evaluation in industry (pp 189-194). Londen: Taylor & Francis.
-
Fleuren, M.A.H., Wiefferink, C.H., & Paulussen T.G.W.M. (2002). Belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van zorgvernieuwingen in organisaties. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid.
-
Groll, R., & Wensing, M., (2006). Implementatie: Effectieve verandering in de patiëntenzorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg.
-
Hofstra, M.B., van der Ende, J., & Verhulst, F.C. (2002). Child and adolescent problems predict DSM-IV disorders in adulthood: A 14-year follow-up of a Dutch epidemiological sample. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 41, 182-189.
-
Lange, M. de, Matthys, W., Menting, A., Albrecht, G., van Baarle, F., van Domburgh, L. … Tjaden, J. (2019). Handleiding bij de Beslisboom externaliserende gedragsproblemen en bij de gesprekskaarten bij de beslisboom. In ontwikkeling.
-
Lange, M. de, Matthys, W., Veld, D. de, Foolen, N., Addink, A., Menting, A., & Bastiaanssen, I. (2018). Onderbouwing Richtlijn Ernstige gedragsproblemen. Utrecht: Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen.
-
Loeber, R., & Burke, J.D. (2011). Developmental pathways in juvenile externalizing and internalizing problems. Journal of Research on Adolescence, 21(1), 34-46.
-
Matthys, W. (2019). Diagnostiek en behandeling van gedragsproblemen bij kinderen. Amsterdam: Hogrefe.
-
Menting, A., de Lange, M., Matthys, W., & Orobio de Castro, B. (2019). Onderbouwing beslisboom 8-12 jaar. Rapportage in het kader van ZonMw Effectief werken in de jeugdsector.
-
Reef, J., Diamantopoulou, S., Van Meurs, I., Verhulst, F., & van der Ende, J. (2010). Predicting adult emotional and behavioral problems from externalizing problem trajectories: a 24-year follow-up. European Child & Adolescent Psychiatry, 19(7) 577-585.
-
van der Ploeg, J.D. (2007). Gedragsproblemen: ontwikkelingen en risico’s. Rotterdam: Lemniscaat.