In 2006 adviseerde de Onderwijsraad om meer evidencebased te handelen in het onderwijs. Te vaak werden nieuwe methoden en aanpakken geïntroduceerd zonder dat duidelijk was of het nieuwe beter was dan het voorgaande, bijvoorbeeld bij het invoeren van een nieuwe lesmethode of het verkleinen van groepen (Onderwijsraad, 2006).
Wetenschappelijk onderzoek wordt daarom ook in het onderwijs steeds belangrijker. Het afgelopen decennium is er al volop onderzoek gedaan binnen en met scholen (o.a. Joosten, 2007; Leeman & Wardekker, 2010; Roorda, Koomen e.a., 2012). Met helaas een keerzijde: scholen, leerkrachten, leerlingen en ouders wordt zo vaak om medewerking gevraagd, dat het soms lastig is om daadwerkelijk onderzoek te mogen uitvoeren in de dagelijkse onderwijspraktijk (Van Braak & Vanderlinde, 2012; Martens, 2012). In de wandelgangen valt regelmatig te beluisteren dat het onderwijs ‘onderzoeksmoe’ is. Niettemin blijft wetenschappelijk onderzoek van belang, zodat theorie en praktijk elkaar ook in het onderwijs blijven vinden. Hoe kunnen we de kans op een succesvol onderzoek vergroten?
Bij een longitudinaal onderzoek naar groepsdynamica binnen het speciaal onderwijs (SO), cluster 41, hanteerden wij een aanpak die erg succesvol bleek. Bij dit landelijke, praktijkgerichte onderzoek zijn namelijk de hoge respons en de uitermate kleine uitval gedurende twee jaar opvallend. Hoe werd die participatie bereikt én behouden? Welke inspanningen waren hiervoor nodig en wat leverde dat op? Vraagt wetenschappelijk onderzoek binnen cluster 4-onderwijs, met zijn zeer diverse doelgroep, een specifieke aanpak? En: welke algemene handvatten levert dat op om ook in andere praktijksettings succesvol sociaal-wetenschappelijk onderzoek te doen?
De onderzoeker kent ‘zijn’ school goed en koppelt snel resultaten terug
‘Passend onderwijs’, en dan?
Al meer dan veertig jaar doen alle pedologisch instituten (PI) in Nederland en de bijbehorende scholen (PI-scholen) praktijkgericht, wetenschappelijk onderzoek naar verbetering van de onderwijskwaliteit voor leerlingen met een speciale onderwijsbehoefte op het gebied van leren, gedrag en sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij zijn georganiseerd in een bij wet door de overheid geregeld landelijk consortium: Pi7.
De PI-scholen hebben binnen de samenwerking een belangrijke rol bij het bedenken van onderzoeksvragen, het uitvoeren van onderzoek en het uitproberen van interventies. Zo is er een sterke verbinding tussen theorie en dagelijkse schoolpraktijk.
De richting van onderhavig onderzoek is ingegeven door de invoering van Passend Onderwijs. Een van de beleidsdoelen hiervan is om leerlingen zo kortdurend mogelijk te plaatsen in het SO en zo snel mogelijk terug te leiden naar regulier