Aza is een meisje van een jaar of zestien dat een speciale vorm van ziekteangst heeft, namelijk een extreem besef van alle microben die ons lichaam en onze omgeving bevolken. Alledaagse ervaringen, zoals het rommelen van haar maag, brengen haar paniek, doordat ze een kettingreactie van bedreigende gedachten in gang zetten. ‘Overmatig maaggerommel is een ongewoon maar niet ongekend symptoom van infectie met de bacterie Clostridium difficile, wat fataal kan zijn. Ik pakte mijn telefoon en zocht op ‘menselijk microbioom’ om Wikipedia’s introductie over de biljoenen micro-organismen die ik op dat moment in me had nog eens te lezen.’
In de roman beleeft Aza een spannend avontuur dat te maken heeft met een verdwenen miljardair en het vooruitzicht van een vorstelijke beloning. Het boek lijkt een romantische wending te krijgen wanneer Davis, de zoon van de miljardair, en Aza verliefd op elkaar worden. Maar Aza’s angststoornis snijdt dit pad voor haar af. Wanneer zij in de bioscoop Davis begint te zoenen, ontspint zich deze verlammende zelfspraak: ‘Niks aan de hand er gebeurt niks zoen hem nou maar gewoon je moet even iets checken niks aan de hand doe nou verdomme eens normaal checken of zijn microben in jou achterblijven miljoenen mensen zoenen elkaar en gaan daar niet aan dood alleen even checken dat zijn microben jou niet permanent gaan koloniseren toe nou hou hier alsjeblieft mee op hij kan wel Campylobacter hebben hij kan wel een symptoomvrije E. coli-drager zijn en dan heb jij antibiotica nodig en dan krijg je C. diff en boem vier dagen later ben je dood, … enzovoort.’
Aza is al jaren in behandeling. Zij krijgt cognitieve gedragstherapie en heeft daarnaast inmiddels al drie verschillende medicijnen gebruikt. Ze heeft geleerd ‘Ik ben niet mijn gedachten’, maar het helpt haar niet. Want daarachter bevindt zich het gapende gat niet te weten wat zij wél is. John Green slaagt er goed in te schetsen dat een ernstige angststoornis meer kan zijn dan een rijtje hinderlijke symptomen. Wanneer Aza met haar vriendin Daisy door een ondergrondse tunnel wandelt, legt ze uit dat die ratten en spinnen haar niet bang maken. Wat echt eng is, kan ze laten zien wanneer ze allebei hun hoofdlamp uitdoen. In dat donker, waar je niet meer weet waar de wanden zijn, waar de grens is, kan Aza duidelijk maken hoe vormloos zij zich ervaart, als iemand zonder zeggenschap over haar lichaam. “Je hebt er niets over te zeggen wie je aardig vindt of waar je woont of wanneer je eet of waar je bang voor bent. Je zit daarbinnen vast, helemaal alleen, in dit duister. Dat is eng.”
Eerder heeft ze het nog op een andere manier geprobeerd uit te leggen. “En als ik naar de, nou ja, de Echte Mij zoek, dan vind ik die niet. Het is net zoiets als die matroesjka’s, ken je die? Die zijn hol van binnen, en als je ze openmaakt, dan zit er een kleiner poppetje in, en zo blijf je holle poppetjes openmaken tot je bij de kleinste komt, en dat is wél massief. Maar bij mij niet, ik geloof niet dat er bij mij een massief poppetje is. Er blijft maar steeds een kleiner uitkomen.” Hierop moet vriendin Daisy denken aan een verhaal dat zij van haar moeder hoorde, over een vrouw die na een wetenschappelijk relaas over het ontstaan van de aarde zegt: “Dat is allemaal goed en wel, meneer de geleerde, maar in werkelijkheid is de aarde een platte schijf die op de rug van een gigantische schildpad rust.” Als de wetenschapper vraagt waar die schildpad dan op rust, is het antwoord: “Op een andere schildpad.” Bij zijn verdere doorvragen is het antwoord ten slotte: “U begrijpt het niet, meneer. Er zijn schildpadden tot in het oneindige.”
Het is dat besef van grenzeloosheid dat de kern vormt van Aza’s angststoornis. Al haar dwanggedachten over micro-organismen zijn slechts de bovenbouw daarvan. Het avontuur dat John Green Aza laat meemaken, is dat van een vergeefse strijd greep te krijgen op haar leven. Of, zoals hij haar laat denken op de eerste bladzijde van dit boek: ‘Als mij een andere lunchtijd was toegewezen, of als de tafelgenoten die de medeauteurs waren van mijn lot die dag in september een ander gespreksonderwerp hadden gekozen, dan zou mij een ander einde hebben gewacht, of op z’n minst een ander midden. Maar ik kreeg door dat je leven een verhaal is dat over jou wordt verteld, en niet een dat jij vertelt.’
Het is een analyse die aanspreekt. Tegelijkertijd laat die zien hoe moeilijk het kan zijn overmatige angst te behandelen. Aza had weinig aan standaardbehandelingen. Het is voor mensen als zij te hopen dat er iemand in hun leven verschijnt die helpt om van hoofdpersoon ook schrijver te worden van hun levensverhaal.