Timo, een jongen elf die in groep zeven zit, heeft ernstige problemen met het kijken. Dit begon in groep vijf, toen hij minder scherp ging zien. Het opvallende is dat hij het ene moment slechter ziet dan het andere. Vooral op school heeft Timo last van zijn visuele problemen. Hij kan bijvoorbeeld niet goed lezen wat er op het digibord staat en zijn leestempo is laag. Ook tijdens gym en het buitenspelen ervaart hij problemen. Niet alleen ziet hij de bal niet goed, hij botst ook tegen voorwerpen en andere kinderen aan. Het slechter zien belemmert hem in zijn contact met anderen. Via de huisarts komen Timo en zijn ouders in het ziekenhuis terecht. Timo ondergaat daar uitgebreid oogheelkundig, neurologisch en bloedonderzoek. Zijn klachten blijken niet medisch te verklaren. Timo en zijn ouders weten zich geen raad en melden zich aan bij de poliklinische afdeling Revalidatie & Advies van Koninklijke Visio.
Kinderen en jongeren die, net zoals Timo, aan visuele conversie lijden, ervaren visuele klachten die niet te verklaren zijn door een neurologische of somatische aandoening (APA, 2014). In het functioneel waarnemen ervaart de persoon echter wel klachten, zoals een gedaalde gezichtsscherpte, gezichtsveldbeperking, wazig- of dubbelzien. Uit internationale cijfers van Barnard (2003) blijkt dat het percentage kinderen met visuele conversie ligt op 0,14% bij kinderen tussen de 7 en 18 jaar. Het meest komt dit voor bij 10-11-jarigen en bij 13-14-jarigen, bij meisjes viermaal zoveel als bij jongens. Conversieklachten komen zelden voor bij kinderen onder de zes jaar. Hoe deze getallen zijn in Nederland is niet bekend.
Doel is het verminderen of opheffen van de gevolgen
Regelmatig wordt gedacht dat conversieklachten ontstaan na een trauma. Zowel Taylor (1998) als Vriesman (2001) geven echter aan dat de klachten meestal niet samenhangen met een ernstige psychische stressfactor. Vaker is sprake van een opeenstapeling van dagelijkse beslommeringen naast eventuele life-events die een rol spelen bij het tot stand komen van conversie. Het is bekend dat conversieklachten vaak voorkomen in combinatie met andere psychische klachten, met name angststoornissen en depressie (Spierings e.a., 1990 in Moene e.a., 2004). Naast angst wordt in de literatuur over het ontstaan van conversie de nadruk gelegd op de manier waarop een kind een situatie interpreteert. In het stress/coping paradigma van Lazarus (Lazarus & Folkman, 1994) staat de manier waarop iemand de gebeurtenis interpreteert (cognitieve component) en de manier waarop deze persoon er vervolgens