Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Waan van de dag

We hebben geen keus, we moeten wel door en optimistisch ‘pleisters plakken' in de jeugdhulp. Maar hoop bieden we alleen als we ons rekenschap geven van de wanhoop van kinderen, gezinnen en professionals.
Monika Scholten
Onderweg naar een bijeenkomst waar problemen en oplossingen in de jeugdzorg zullen worden besproken, luister ik naar de radio. Het gesprek op de radio gaat over een onderzoek van de EO en het Nederlands Dagblad naar hoop en optimisme. Een van de uitkomsten: de jeugd is pessimistischer dan de oudere generatie. Een van de twee jongeren in de studio geeft het leven een 4 en somt op hoe dat komt: de klimaatcrisis, oorlog, groeiende sociale ongelijkheid, voortdurende prestatiedruk. Maar, zegt hij, hij heeft geluk op een goede plek op de aarde te zijn geboren, fijne ouders, een opleiding. Soms lukt het hem om al die dingen niet het eigen leven te laten binnensijpelen.
De andere jongere zegt dat haar oma pessimistischer is dan zij. Zelf is ze best wel druk met de ‘waan van de dag’, wat maakt dat ze niet al te vaak stilstaat bij de grote maatschappelijke vraagstukken. Zij presenteert zichzelf als optimist en vraagt aan de neuropsycholoog of dat een karaktereigenschap is. De neuropsycholoog, Erik Scherder, legt uit hoe het brein werkt: berusting met het ouder worden en het gegeven dat ons brein in staat is te vergeten, maakt dat we met het ouder worden misschien wat optimistischer zijn, met uitzondering dan van die oma. We herinneren ons op oudere leeftijd – het is een voorbeeld in dit gesprek – niet meer dat we zonder ouders opgroeiden.
Het zijn mooie perspectieven, van de optimisten. Dat ons brein op termijn onze trauma’s en wat al niet meer wegtovert, biedt echter weinig soelaas voor kinderen en jongeren met psychische aandoeningen. Niet voor hun ouders, en evenmin voor de professionals die hulp willen bieden aan deze kinderen en gezinnen. Het andere perspectief vind ik verleidelijker: wanneer we de waan van de dag omarmen, hoeven de grote maatschappelijke problemen niet zo te drukken op ons persoonlijk welbevinden. Mits we een optimistische aard hebben.

Pleisters plakken

Optimisme en waan van de dag, het zingt nog wat na in mijn hoofd als ik op de bijeenkomst arriveer. En het toeval wil dat – niet door mijn inbreng – de ‘waan van de dag’ op tafel komt. Hier is die waan echter niet iets om te omarmen. Eerder is het een ‘mentaal probleem’ in de organisatie van de jeugdzorg. Waan van de dag gaat hier over een pleister plakken op een onzichtbare wond of naast een wond. Over de symptomen behandelen van psychische aandoeningen zonder een diagnose. Over oplossingen in gang zetten voor problemen die worden veroorzaakt door de in gang gezette oplossingen van andere problemen, in de zorg zelf en in de organisatie ervan. Over ‘hypes’ die zich aankondigen als urgent probleem, waar iedereen vervolgens mee bezig gaat. Dit mentale probleem, de ‘waan van de dag’, is verweven met optimisme. Optimisme betekent namelijk dat we al deze dingen elke dag weer met goede moed doen, omdat het moet en nodig is; omdat heel veel kinderen, jongeren en gezinnen hulp vragen.
Wat is dat eigenlijk, een waan? Een waan is een fantasie, een inbeelding. Geen werkelijkheid, maar ook weer niet zo vreemd dat het geen werkelijkheid zou kunnen zijn. Duurt een waan langer dan een maand, dan kunnen we het gaan hebben over een waanstoornis, een verkeerde interpretatie van de werkelijkheid. Aldus de Diagnostic and statistical manual of mental disorders, waar het via Emil Kraepelin in belandde. In een poging grip te krijgen op de biologische patronen van psychische aandoeningen beschreef hij symptomen, classificeerde ze en onderscheidde zo ook verschillende typen wanen. ‘Waan van de dag’ staat er niet bij. Nog niet. Is dat vanwege die ‘dag’?
Ondertussen twijfel ik of ik tijdens de bijeenkomst zal inbrengen dat we misschien hulp nodig hebben, omdat het geschetste mentale probleem, ‘waan van de dag’, al best lang duurt en inmiddels volgens de beschikbare beschrijving stoornisachtige proporties heeft aangenomen. Maar wie helpt ons af van een verkeerde interpretatie van de werkelijkheid, als we er allemaal in leven?

Wanhoop onder ogen zien

Alweer negen jaar geleden schreef Terry Eagleton, filosoof en literatuurtheoreticus, een mooi boekje: Hope without Optimism. Optimisme, schrijft hij, is geworteld in het vertrouwen in de huidige gezonde situatie. De optimist waardeert de status quo tegen beter weten in. Hoop daarentegen heeft haar grond in moeilijke, donkere tijden, in het besef en de bereidheid de wanhoop te zien die hieruit voortkomt en hiermee om te gaan.
Wie helpt ons uit de waan als we er allemaal in leven?
Vertaald naar het pessimisme van sommige jongeren, werpt hoop haar volle licht op de keerzijde van een optimistisch geloof in de maakbaarheid van ons leven, als we zelf maar hard genoeg ons best doen. Dat we zelf verantwoordelijk zijn om goed te gaan met prestatiedruk, met schulden, met social media. Dat we een klimaatcrisis ook naast ons neer kunnen leggen, mits ons dak niet lekt. Dat we onze armoede kunnen bestrijden als we geen domme uitgaven doen. Niet optimisme, maar hoop geeft zich rekenschap van de wanhoop die kinderen, gezinnen en professionals ervaren en waarnemen in huiskamers, klaslokalen en spreekkamers. Het besef van de enorme ingewikkeldheid van de maatschappelijke en persoonlijke vraagstukken die kinderen en jongeren op zich af zien komen, de bereidheid te luisteren naar wat hun wensen en verlangens voor de toekomst zijn, en het benutten van de mogelijkheden om hiermee aan de slag te gaan, bieden hoop dat een betere toekomst mogelijk is.
Is optimisme dan een vermijdingsstrategie waarmee we onze verkeerde interpretatie van de werkelijkheid juist niet fixen? Dat valt te bezien. In de waan van de dag moeten we door met pleisters plakken, op de zichtbare en onzichtbare wonden. En kunnen we kinderen en elkaar vertellen dat we hopen dat zij die pleisters morgen niet meer hoeven plakken. Omdat we dan weer meer hebben geleerd en beter weten.

Over de auteur

Monika Scholten faciliteert als programmaleider initiatieven en bewegingen in de jeugdhulp, gericht op leren en ontwikkelen.