Teveel praten over problemen kan riskant zijn voor de mentale gezondheid van meisjes. Ze hebben hierdoor meer kans kans op een depressie en kunnen ook andere meisjes ‘besmetten’. Dit gevaar dreigt ook wanneer meisjes veel op TikTok en andere social media zitten, waar ze overspoeld worden met negatieve content. Dit kan bijdragen aan de afnemende mentale gezondheid van jongeren.
Teveel praten over problemen kan riskant zijn voor de mentale gezondheid van meisjes. Ze hebben hierdoor meer kans kans op een depressie en kunnen ook andere meisjes ‘besmetten’. Dit gevaar dreigt ook wanneer meisjes veel op TikTok en andere social media zitten, waar ze overspoeld worden met negatieve content. Dit kan bijdragen aan de afnemende mentale gezondheid van jongeren.
Co-rumineren verwijst naar het excessief bespreken van zorgen en problemen en ‘negatieve’ emoties zoals angst, woede of somberheid in de context van een dyadische vriendschap. Meisjes doen dit meer dan jongens. Al tijdens de late kindertijd co-rumineren zij meer dan jongens en dit verschil neemt tijdens de adolescentie toe (Rose 2002; Rose en Rudolph 2006). Met name voor meisjes is co-rumineren in eerste instantie een aantrekkelijke emotieregulatiestrategie. Meer dan jongens hechten zij in deze fase waarde aan emotionele verbondenheid in hun vriendschappen. Ze zoeken dan ook vriendschappen waarin emotionele verbondenheid aanwezig is en kan intensiveren. Door te co-rumineren oefenen meisjes met het uiten en verwerken van emoties. Wanneer meisjes empathisch op elkaars emoties reageren, ontstaat verbondenheid die vriendschappen voor hen aantrekkelijk maakt (Rose en Rudolph 2006). Onderzoek bevestigt dit patroon: niet alleen leidt co-rumineren tot meer emotionele verbondenheid; omgekeerd voorspelt meer verbondenheid ook hogere niveaus van co-rumineren (zie bijvoorbeeld Rose et al. 2007). Het lijkt er dus op dat naarmate meisjes zich beter voelen in een vriendschapsrelatie ze met hun vriendinnen ook meer over hun problemen en zorgen durven te spreken.
Maar helemaal zonder risico is dit niet. Sinds de Amerikaanse onderzoeker Amanda Rose het construct co-rumineren twintig jaar geleden introduceerde, is veel onderzoek verricht naar de wisselwerking tussen co-rumineren en de ontwikkeling van depressieve stoornissen en klachten. Een van de meest invloedrijke studies is een meta-analyse van Spendelow en anderen (2016), die overtuigend verband laat zien tussen co-rumineren en de ontwikkeling van depressieve symptomen bij jongeren. Over de aard van dit verband weten we dankzij andere studies inmiddels ook veel: co-rumineren is voorspellend voor toekomstige depressies, en andersom zijn depressieve symptomen voorspellend voor verhoogde niveaus van co-rumineren (Hankin et al. 2010). Jongeren met hogere niveaus van co-rumineren ontwikkelen daarnaast sneller een de- pressieve episode. Dit zijn episodes die bovendien langer duren en ernstiger zijn (Stone et al. 2011).
Vooral meisjes zijn kwetsbaar. Zij lopen meer risico op het ontwikkelen van depressies dan jongens. Al op twaalfjarige leeftijd is er een verhoogd risico. De piek in
Goedemorgen,
Met veel interesse heb ik het artikel van Patricia Vuijk en Ron Weerheijm gelezen. In het artikel worden een aantal aanbevelingen voor diagnostiek gedaan, de genoemde vragenlijsten zijn op te vragen bij Patricia Vuijk. Hoe kan ik met haar in contact komen? Ik hoor het graag. BVD!
Hartelijke groet,
Susanne van der Poel
GZ Psycholoog
susannevanderpoel@hetfamiliecentrum.nl
06 24811765